Het wordt bijna een ritueel: computer opstarten, naar je Zoom- of Skype-sessie gaan, een link aanklikken en wachten tot je tegenpartij op het scherm verschijnt. Na uitgever Els Wouters is het ditmaal de beurt aan verteller en docent Kris Van Steenberge om in zijn hoofd te laten kijken.

Misschien een vraag die je al honderden malen beantwoord hebt, maar toch nog voor die enkele mensen die niet weten wie je bent: wie is Kris Van Steenberge?
Wellicht verwacht je dat ik zou zeggen dat ik een schrijver en docent ben, maar in feite voel ik me vooral een verteller en een maker. Alles wat ik de laatste tien jaar als schrijver gedaan heb, kan onder deze noemer ondergebracht worden. Voor mij gaat de term ‘verteller’ breder dan auteur.
Hoe ziet je werkdag eruit? Je bent immers niet alleen auteur, euh… verteller, maar je bent ook docent aan de Podiumacademie van Lier waar je proza doceert. Kan je beide zaken gescheiden houden?
Ik wou dat het zo gemakkelijk was en dat ik deze scheiding perfect zou kunnen doorvoeren. Spijtig genoeg lukt me dat niet zo goed (lacht). Ik ben een spons die absorbeert, iemand die verschillende impulsen nodig heeft waardoor geen enkele dag hetzelfde is.
Is er een verschil tussen de auteur en de beoordelaar?
In feite vergeten we nog een derde alter ego. In de eerste plaats is er de auteur die volgens eigen methodes en gevoel werkt, zich bepaalde schrijfprocedés eigen heeft gemaakt. Vervolgens is er de schrijfdocent die probeert aan te voelen wie zich tegenover hem bevindt: de schrijfgenoot die vanuit een breed gamma technieken probeert te zoeken wat voor wie past. Ten slotte is er de manuscriptlezer die zichzelf zowel als auteur en als docent compleet wegcijfert en zich eerder opstelt als een lezer. Elke persona heeft zijn eigen geplogenheden.
Pas je deze geplogenheden dan ook rigoureus toe ?
Ik doe in elk geval mijn best (lacht). Als docent lees ik op een andere manier dan als manuscriptbeoordelaar. Je kent je studenten, hun verwachtingen, hun parcours. Ik geef wel toe dat het in het begin niet altijd even gemakkelijk was om mijn rol als lezer op te nemen. Ik merkte dat de redactieduivel vaak vanop mijn schouder meelas. Deze is nu volledig verdwenen waardoor ik het manuscript volledig lees alvorens een oordeel te vellen. Pas bij een tweede lectuur haal ik het redactiepotlood boven.
Is er een bepaald genre dat je vaker ziet opduiken dan andere?
In de groepen die ik doceer, is het moeilijk te zeggen of er een bepaald genre de voorkeur geniet. Ik kan me wel best voorstellen dat mensen door de aanhoudende pandemie en de respectieve isolatie waarin we ons bij momenten bevonden naar een creatieve uitlaatklep zochten. En waarover kan men beter schrijven dat wat men kent? Dus ja, ik kan me voorstellen dat er heel wat egodocumenten het daglicht zagen. Ook bij mij was het creatieve vuur even weg, totaal murw door de omstandigheden. Het gebrek aan prikkels kan mensen droogzetten. Maar bij mijn studenten waren er ook die zich niet uit het lood lieten slaan en gewoon rustig verder bleven werken.
Om het even over een andere boeg te gooien: welke tips kan je onze lezers meegeven?
Ik durf het haast niet te zeggen, maar… schrijven is schrappen. Ik wil er alleen aan toevoegen dat je dit niet te snel moet doen. Laat je gaan, op zoek naar je eigen stem. Schrappen kan je later nog. Vermorzel je twijfels en ga voluit op zoek naar de klank van je pen. Schakel vervolgens een versnelling hoger. Daarna is het moment aangebroken om achterover te leunen en in rust en kalmte te beginnen schaven.
Wat me ook altijd opvalt, is dat er steeds voldoende redenen zijn om niet te schrijven en… dat aspirant-schrijvers deze vaak sneller vinden dan anderen (lacht). Ga gewoon zitten en schrijf. Laat je vooral niet blokkeren.
Schrijven is een eenzaam beroep?
Ik ben ervan overtuigd dat je in groep veel kunt leren. Door de interactie op de academie leer ik zelf ook nog altijd bij als auteur. De dualiteit van schrijven is een merkwaardig gegeven. Ook al lijkt het alsof je als auteur meestal alleen werkt, toch zijn er veel mogelijkheden tot collaboratie. Ik denk daarbij in de eerste plaats aan theater waar verschillende mensen samenwerken om tot een geheel te komen. Zelfs binnen opleidingen is er een aarzeling of je schrijven in groep kunt leren. Gedurende eeuwen werd schilderkunst in ateliers en academies gedoceerd. Historisch gezien waren er amper schrijversscholen, maar ze zijn de laatste dertig jaar wel aan een opmars bezig.
Zijn er manuscripten die je in een ruk hebt uitgelezen?
Ik bekijk het als arbeid en probeer het af te schermen. Soms zijn er wel verrassingen, en dan lees ik door. Maar een ganse nacht doorlezen, zit er niet in voor mij.
Wat raad je schrijvers aan na een manuscriptbeoordeling?
Zelf raad ik geen uitgeverij aan, maar zeg auteurs op zoek te gaan naar een uitgever die bij hun werk past. Feedback is natuurlijk van primordiaal belang. Een goede sandwich-methode werkt altijd. Benoem eerst wat sterk aan het manuscript is. Duid vervolgens wat je als lezer gecharmeerd heeft. Formuleer ten slotte de groeikansen, bijvoorbeeld: “Hier was je me als lezer kwijt om de volgende reden…”
Een andere gouden raad voor de auteur in spe: durf voldoende anarchist te zijn om schrijfopdrachten naar je hand te zetten. Het is zeer interessant om de gereedschapskist van het schrijven te bestuderen. Veel van die stukken gereedschap ken je onbewust al, maar het is fijn om ze benoemd te zien. Het is net de uitdaging om er iets anders mee te doen dan waarvoor ze gemaakt zijn. Revolteer. Je kan niet genoeg proberen. Heb lef en zie wat er gebeurt.
Om te eindigen: welk manuscript had je graag zelf onder handen genomen?
Als auteur en docent had ik dolgraag in het hoofd van Damon Galgut willen zitten tijdens het schrijven van De belofte. Galgut lapt de regels van de perspectieven aan zijn laars en doet het zo dat het een godsgeschenk wordt. Je kan altijd blijven leren. Zoveel mogelijk lezen. Je merkt onmiddellijk wie veel leest.
Dit artikel verscheen reeds eerder in Verzin 63.