Er zijn boeken die je doen huilen van ontroering, anderen die je doen lachen van verbazing, maar zelden komt er eentje voorbij dat je laat kwispelen van plezier. Honden in het museum is zo’n gezellig hebbeding uit de literaire hondenmand. Geen brave kinderliteratuur, wel een snuffeltocht vol kunst, kattenkwaad en cultuurfilosofie. Niet met een knipoog, maar wel met een kwispelstaart.
Ik geef toe dat ik een zwak heb voor boeken met titels die een glimlach op de lippen toveren. Als ik door mijn bibliotheek flaneer (niet dat die zo groot is, maar ik wandel nu eenmaal graag traag) kom ik boeken tegen met titels als De Boeddha van de badkamer, Mona Lisa to Marge (Simpson) en Art and cook. Geen wonder dus tijdens een bezoek aan boekhandel Stad Leest Honden in het Museum Van Arthur Japin al snel in mijn (boodschappen)mand belandde. Ik was benieuwd hoe een auteur als Japin die me met Vaslav tot tranen toe bewoog om zou gaan met de trouwe viervoeter in een museale omgeving.
Het was een leuke wandeling, maar ik zal er geen herinnering aan over houden zoals ‘Nu is het kleine paardje moe’. (wie deze kronkel niet dadelijk begrijpt, raad ik aan om tijdens de zomermaanden Vaslav zeker eens te (her)lezen.
What you read is what you get
Wat als honden kunst zouden begrijpen? Of beter nog: wat als ze er geen snars van snappen maar er toch luid blaffend een mening over hebben? Dan krijg je een boek waarin een bende dolenthousiaste viervoeters het museum betreedt alsof het een losloopweide van de verbeelding is. Ze kijken niet met bewondering naar de kunstwerken, ze ruiken eraan. Ze kwijlen, kwispelen, knorren en vragen zich hardop af waarom iemand ooit een banaan op een muur zou plakken.
Arthur Japin, gewoonlijk thuis in dramatische liefdesverhalen, laat hier zijn pen dartelen als een pup die voor het eerst sneeuw ziet. Zijn gids door het museum is zijn hond Basso, een blonde lagotto romagnolo. Een ras dat -we tijdens de lectuur van het boek vernemen- ook Rembrandt al gezelschap hield. Die stond zelfs met zijn hond afgebeeld in een van zijn schilderijen. Japins eigen Basso is zacht, aanhankelijk en liefdevol: het soort hond waar je onvoorwaardelijk van houdt en die alles met een blik van verwondering bekijkt. En precies dat maakt hem de ideale verteller in dit verhaal: een hond die je meeneemt op een eigenzinnige, blaffend eerlijke rondleiding door de kunstgeschiedenis.
Martijn van der Linden vult het verhaal aan met illustraties die sprankelen van branie: speels, expressief, en steeds met een knipoog.
Kinderen zullen dit boek lezen als een vrolijke uitstap. Volwassenen herkennen er een stiekeme sneer in naar de pretentie van sommige musea. En kunstliefhebbers? Die kunnen alleen maar grinniken wanneer de honden zich luidop afvragen of abstracte kunst niet gewoon het resultaat is van een ongelukje met een verfpot.
Honden in het museum is een ode aan het kijken, aan het dwalen, en aan het ongeremde vragen stellen. Een soort Canis Lupus Artis, genre eigenwijs maar met gevoel voor esthetiek. Het boek nodigt uit om de kunstwereld niet altijd zo ernstig te nemen, maar met een open snuit – en af en toe een kwispel – tegemoet te treden.
Honden in het museum pretendeert geen hoge literatuur te zijn. Daarvoor blijft het teveel aan de oppervlakte. Maar Japin heeft zeker en vast zijn research gedaan en dat lees je dan ook.
Voor wie is het boek dan zeker een must? Voor kunstliefhebbers met een speelse geest, voor kinderen met een snufje nieuwsgierigheid, en voor alle honden die zich ooit afvroegen waarom ze eigenlijk nog nooit een vernissage hebben bijgewoond.
Ontdek meer van Kunstflaneur.be
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Je zoveelste schitterende bijdrage Yves.
Ik lees ze allemaal en houd er vaak een soortement Stendahlgevoel aan over.
Frank Goes
Bedankt om te laten weten. Nu zal ik zeker goed slapen.
Wat een leuk uitgangspunt!