De dag dat ik de laatste bladzijden van Dat was Watou – dagboek van de Poëziezomers 1980-2008 savoureer valt het ongenadige verdict: dit jaar geen kunst en poëzie aan de Schreve. Ik blijf verweesd achter. Dit jaar geen kunst en poëzie in de Douviehoeve, Graanschuur, kerk of andere locaties. Dit jaar geen terrasje bij Dirk op het Watouplein, geen afzakkertje A la frontière Belge en geen huisbereid stoofvlees met Ovenhuisbier. Een unheimlich gevoel bekruipt me. Watou zonder Poëziezomer of Kunstenfestival. Ik kan het me niet voorstellen, ik wil het me niet voorstellen.

Bestaat het begrip ‘literaire procrastinatie’? Een eerste zoektocht op het internet helpt me niet vooruit. Nochtans overviel me dit gevoel meer dan eens tijdens de lectuur van Gwy Mandelincks dagboeken.
Ik ontmoette de man voor de eerste keer op papier in 1997 tijdens de lectuur van zijn bundel ‘Overval’. Herman de Coninck overleed datzelfde jaar in Lissabon. In die periode droomde ik nog in zijn voetsporen te treden, woorden te schikken tot volmaakte schoonheid, beelden in taal om te zetten en taal in beelden. De fascinatie is gebleven, de ambitie werd op doorheen de jaren begraven onder een literair laagje zand.
We maken een sprong naar 2002. Als uitsmijter van een geslaagde dag in Watou had Mandelinck beloofd om voor te lezen uit zijn eigen werk. Het kraken van de trap van Het Ovenhuis kondigde de komst van de dichter-organisator aan. In mijn verbeelding was het een man van 2 meter, hoekige kaaklijn, warrig haar dat gestileerd wordt door de immer aanwezig Westhoekwind. De man die de ruimte betrad, doorprikte mijn verbeelding. Ik begreep toen dat passie niet veel ruimte nodig heeft om orkaankracht te ontwikkelen. Die avond nam hij ons mee langs petites histoires die zich in Watou afspelen.
Over hoe Panamarenko in 1997 met de helikopter naast het huis van Mandelinck landde. Hoe ze samen een tochtje langsheen de Franse grens maakten en hoe de kunstenaar om 16 u opnieuw richting Antwerpen trok. Om de vernissagedrukte te vermijden en om zijn moeder te verzorgen. De wereldberoemde kunstenaar is in de eerste plaats een bezorgde zoon. Er waren dat jaar ook plannen, lees ik in het boek, om een hommage aan Herman de Coninck te organiseren.

(…) Vandaag plannen we een hommage aan Herman de Coninck, die in mei in Lissabon plots overleed. De Coninck ontmoetten we elk jaar in Watou: vaak kwam hij er lezen. Een vertrouwd, doorrookt stemgeluid. De Coninck debuteerde met de bundel De lenige liefde. Daarin opteert hij voor de werkelijkheid. Hij probeert in die bundel, waarmee hij een succescarrière zou inzetten, de liefde via talkrijke vergelijkingen te concretiseren. In het knappe gedicht ‘Aan Buddingh’ tracht hij een synthese te maken van zijn vroege poëzie:
(…)
Maar ik hou eigenlijk nog meer
van een groep woorden die zich samen
plotseling bijzonder intiem gaan voelen
en zeggen: laat ons nou maar altijd
bij elkaar, er hoeft er geen meer bij te komen.
(Dat was Watou, blz. 127)
In Watou deed Mandelinck sinds 1980 veel meer. Hij bracht niet alleen woorden samen, maar liet die woorden op hun beurt in dialoog gaan met kunst. Het leverde verschillende gesprekken op. Intieme dialogen die alleen opgevangen werden door wie de tijd nam om er naar te luisteren, alledaagse plaisanterieën die aangenaam doch vluchtig waren en gesprekken die een geweten wilden schoppen.
Elk jaartal brengt oude en nieuwe herinneringen. De namen die de revue passeren vormen een staalkaart van de hedendaagse kunst. In 1995 mocht Jan Fabre aan de slag met 3 x 7 kamers en evenveel gedichten. Een jaar later traden de werken van Marcel Broodthaers en Roel D’Haese in dialoog.
In 2000 brengt Mandelinck geen retrospectieve ’20 jaar Watou’. Onder de noemer ‘Storm Centres’ legt hij de focus op kleinere landen en taalgebieden in Europa, meestal haarden van creatieve onrust. Veertig kunstenaars uit zestien landen zakken in het millenniumjaar af naar Watou .
Dichter Eddy Van Vliet overleed in 2002. Vijf jaar later brengt Mandelinck een hommage aan de dichter wiens as verstrooid ligt in het Grensland. Er wordt voor de gelegenheid een poëzietrein ingelegd tussen Antwerpen (laatste woonplaats van de dichter) en Poperinge. Tweehonderd poëziefans genieten tijdens de rit van dichters die uit eigen werk voorlezen.
Om drie uur zit de Sint-Bavokerk vol. De stem van Van Vliet op DVD zorgt voor een aangrijpende inzet van de hommage. (…) Remco Campert, een dichter op leeftijd, is helemaal vanuit Amsterdam afgereisd om stijlvol een postume hulde aan een van zijn beste vrienden te brengen. Na Camperts optreden nodig ik alle aanwezige dichters uit samen naar het in-memoriamvenster te wandelen. Ik heb de indruk dat Eddy nog eens is gestorven, maar nu vallend in de armen van zijn vrienden.
(Dat was Watou, blz. 286)
In 2008 valt het doek voor de Poëziezomer. Watou was doorheen de jaren niet alleen een mix van passie en kunst, maar ook steeds een zoektocht naar sponsoring, naar argumenten om de subsidiënt te overtuigen om toch opnieuw centen naar deze uithoek van België te sturen.
We tellen nog steeds elk jaar zeventien- à twintigduizend geïnteresseerden. Wat doe je met cijfers? Je gelijk etaleren, je drang cultiveren om je projecten te verdedigen? Hebben in de loop van de voorbije achtentwintig jaar ongeveer driehonderdduizend kunstfanatici dit dorp ontdekt, ingepalmd? Meewarige toeschouwers van onze artistieke gok?
(Dat was Watou, blz. 291)
Met Dat was Watou – Dagboek van de Poëziezomers 1980 – 2008 brengt Gwy Mandelinck een ode aan de kunst en de poëzie. Maar het is veel meer geworden. Het is ook een ode aan de Vlaamse klei en doorzettingsvermogen. Hoe de passie van een koppel een ingeslapen dorp wakker kust en er 28 jaar in slaagt om bezoekers te verrassen met woord en beeld. Maar ik geef ook toe dat ik een geprivilegieerd lezer ben. Sinds 1997 is Watou een deel van mijn leven geweest. Ik genoot van de drukke zomerterrassen met bezoekers die zich lieten onderdompelen in woord en beeld. Ik dwaalde op koude winterdagen door de desolate straten die her en der nog sporen droegen van voorbije edities van de Poëziezomers.

In het voorwoord schrijft dichter Luuk Gruwez: ‘Het is 2008. Een tijdperk is voorbij. Hier en daar verneemt men nog de weerklank van een vers dat tegelijk jubelt en treurt om de dichters die hier al die jaren zijn langsgekomen. Maar verder wordt het stil, zo stil in Watou.’ Gruwez besefte op dat moment wellicht niet hoe profetisch deze woorden achteraf zouden blijken.
In de woorden van Mandelinck herbeleefde ik elf jaar van mijn eigen leven. Voor wie nooit in Watou was, zullen de dagboeknotities wellicht een beperktere waarde hebben. Maar dan kan ik gemakkelijk een andere leeswijze aanreiken: lees de dagboeknotities niet als een kunsthistorisch boek, maar wel als een sfeerbeeld van een dorp dat door kunst en poëzie werd wakker gekust en tot op heden nog steeds geniet van de hervonden aandacht. En daar kunnen we Guido Haerynck (echte naam van Gwy Mandelinck) en echtgenote Agnes Hondekyn alleen maar dankbaar voor zijn.
Titel: Dat was Watou , dagboek van de Poëziezomers 1980-2008
Auteur: Gwy Mandelinck
Uitgever: de Arbeiderspers
Nederlands
Paperback
9789029540445
Druk: 1 oktober 2019
352 pagina’s