Genua op speed: la superba

Ik hou niet van Ilja Leonard Pfeijffer. Maar het is een haat die heel dicht aanschurkt tegen grenzeloze bewondering. Net zoals ik beschikt hij over 26 letters, maar wat een wereld van verschil. Met die letters tovert hij een hemels literair menu tevoorschijn, terwijl ik voor de zoveelste keer prik in de strakke folie van een magnetronmaaltijd. Ik schakel voor de zoveelste maal mijn pc uit, staar naar de programma’s die zich een voor een in slaapstand zetten, en wou dat ik hetzelfde kon doen. Maar het lege blad roept steeds luider. De angst om iets slechts te schrijven groeit exponentieel. Gelukkig is er de prozacfabriek, genaamd internet, die me te hulp schiet. Niet iedereen blijkt Pfeijffer een goed schrijver te vinden, meer nog … een snelle blik op goodreads levert me de nodige energie op om het klavier opnieuw open te klappen en de confrontatie met het lege blad en de poëtische taal van de viking der Lage Landen aan te gaan.

En dan die naam. Wie ter wereld wil niet wandelen door Vico Amandorla? Het is een naam die geurt als een belofte, zacht als marsepein, gerijpt als likeur op vergeten vaten, in de kelder van een verafgelegen klooster waar de laatste monnik twintig jaar geleden op een namiddag is gestorven met een onschuldig kindergebedje op zijn lippen in de kloostertuin, in de schaduw van de amandelboom, gelukkig als een man na een rijke maaltijd met dierbare vrienden. Zeg de naam zacht als je bang bent en je zult niet meer bang zijn. Vico Amandorla.

Tegen deze knoert van een Homerische vergelijking ga ik niet vechten. Ik ga ervan genieten zoals ik van het boek genoot. Elke dag een paar bladzijden mijn vaste begeleider op weg naar Compostela. De lome traagheid van Genua, la Superba, werd gedurende enkele dagen mijn gids en toen ik in Caldas de Reis afscheid moest nemen van het mooiste meisje van Genua, bleef ik verweesd achter.

De lokale bar was ondertussen leeggelopen. Het achtergrondkoor van mannenstemmen had zichzelf opgelost in het wegtikken der minuten. Alleen de televisie, een levensnoodzakelijk attribuut in iedere herberg,  zorgde voor lawaai. Twee presentatoren ratelden hun sappige s-klanken boven mijn hoofd. Zij was de laatste klant. Ze was wellicht binnengekomen toen ik nog in het gezelschap der somptueuze letteren vertoefde. Ze pulkte olijven uit een potje, nipte traag aan haar glas. Geen enkele seconde loste haar blik het scherm, alsof ze schrik had dat het doorknippen van de digitale navelstreng haar het leven zou kosten. Ik liet voldoende geld achter op de toog om te compenseren voor mijn licor café en trok opnieuw richting kamer. Het was ondertussen beginnen regenen, een aangename verademing voor de warme dagen die ongenadig brandden op de Compostelaganger.

Toeval bestaat niet. Ik was nog maar enkele dagen terug in het land der stilstand of een vriendin nodigde me uit om mee naar toneel te gaan. Toneelgroep Maastricht had zich  aan het werk van Pfeijffer gewaagd en om die reden bevond ik mij op een warme vrijdagavond in Aarschot. Eerste vaststelling: mensen in Aarschot zijn kleiner dan Antwerpenaars, want dat alleen kan de enige verklaring zijn dat ik me gedurende 1.5 uur voelde zoals de Senegalese vluchteling Djiby: opgesloten in een veel te kleine ruimte.

Wat me dadelijk opviel was dat de regie van Servé Hermans een totaal ander register opentrekt. Op geen enkel moment voelde ik de lome lamlendigheid die Pfeijffer la Superba toedicht. Integendeel, de personages lijken wel te acteren op speed. Het is inderdaad geen sinecure om de verschillende verhaallijnen naar de planken te hertalen, maar een beperktere keuze zou mijns inziens (en dat van mijn toneelgezelschap) het geheel ten goede gekomen zijn. Versta me niet verkeerd: zowel Wim Opbrouck als Angela Schijf zetten een prachtprestatie neer, maar ook zij konden de wirwar van verhaallijnen niet tot een goed einde brengen. Na de pauze ging het stuk nog meer dan een uur door. Het verhaal van vluchteling Djiby, de malafide theaterverkoper Pierluigi Parodi en zijn even louche vader, de travestiet met het verloren been, de ondergang van het mooiste meisje van Genua: een (wellicht even louche) ex-premier orakelde ooit dat ‘trop teveel en teveel trop is‘.

Na afloop kaartten we nog even na aan de bar. We waren het allebei eens dat te veel ingrediënten de maaltijd overladen maakten. Meer dan voldoende kwaliteit, maar een kok die te veel wou uitpakken. Op de terugweg waren de ochtendfiles die tegen de middag overgaan in avondspitsen opgelost. Ik rij door het lintbebouwde landschap en leg de afstand naar Antwerpen (‘de onbereikbare‘) af op minder dan een uur. Enkele dagen eerder zou me dit 3 dagen gekost hebben: just me and my backpack.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s