Na zijn doortocht in Cannes struikelden recensenten over elkaar om de film te overladen met lof. Nergens een kritische noot te vinden. De sterren en lof waarmee op menig forum gestrooid wordt, zijn unaniem: deze film is een adembenemende stomp in de maag. Nu is Son of Saul niet de eerste holocaustfilm. Schindler’s List, The boy in the striped pyamas en Shoa zijn slechts enkele films die de massamoord verfilmden. Dus waarom deze keer al de heisa?
Het antwoord is vrij simpel. We are a nation of sheep. Beter elkaar overtreffen in het verzinnen van superlatieven dan even kritisch rondkijken. Laat me beginnen met te zeggen dat ik geen enkel slecht woord kan zeggen over de cameravoering. Het lijkt alsof de personages rondlopen met een hoofdcamera. Het levert zowel letterlijk als figuurlijk ‘schokkende’ beelden op. We kijken mee over de schouder van Saul Ausländer. Als Sonderkommando was het zijn taak om ‘stukken’ (zo worden de joden in de film genoemd) naar de gaskamer begeleiden en daarna de lijken verbranden. Als beloning mochten deze Sonderkommandos enkele maanden langer leven. Daarna werden ze zelf naar de gaskamer gestuurd. De rol van Ausländer (nomen est omen) wordt vertolkt Géza Róhrig, een Hongaarse schrijver en dichter die in New York leeft. Door niet te opteren voor een acteur benadrukt de regisseur zijn keuze: alledaagsheid boven beroemdheid. Meer dan eens krijgt de toeschouwer een close-up van Sauls gezicht, een overlever die weet dat hij in feite al dood is.
Son of Saul is de debuutfilm van de Hongaarse László Nemes én meteen de winnaar van de Grand Prix op het filmfestival in Cannes: een beklemmende dodentocht door Auschwitz-Birkenau.
Wanneer Saul op een dag zijn zoon meent te herkennen in een van de lijken die hij uit de gaskamer haalt, staat zijn besluit vast: hij zal de jongen een menswaardige begrafenis geven. En vanaf hier loopt het voor mij mis. Tegen de achtergrond van brullende SS-ers en brandende lijken volgen we Saul met het lijk van zijn ‘zoon’. De zoektocht naar een rabbijn, de voorbereiding van de opstand, het gezeul met het lichaam: het is er voor mij teveel aan. Op de achtergrond verdwijnen tientallen mensen in de douche. Lange takes brengen de feilloosheid van de Duitse moordmachine in beeld: gaskamer, verzamelen van kledij, verbranden van lijken, de autopsieruimte. De toeschouwer krijgt ze slechts te zien in een verhullend filmisch flou artistique. Op de achtergrond klinken stemmen van de Duitse bewakers ‘schneller, schneller’. Ze komen zelden in beeld: een eindeloos gejaagd op weg naar het niets. Deze beklemmende sfeer, die lange ononderbroken camerashots worden afgewisseld met het begrafenisritueel van Saul. In tijden van nood zoeken mensen rituelen, houden zich eraan vast. Ze worden illusies, zoals de filosoof Maarten Boudry omschrijft in zijn nieuwe boek Illusies voor gevorderden. Maar dit ritueel ging me ergeren. Wanneer Saul het lichaam van ‘zijn’ zoon reinigt, is er geen spoortje lijkstijfheid te vinden. Ook al is de jongen vergiftigd met Zyklon B en twee dagen dood, zijn lichaam is zuiver en net: een engel die slaapt in een dodenkamp. Men kan dit interpreteren als een gewilde filmische ingreep om het zuivere van het ritueel af te zetten tegen de grauwheid van de omringende omgeving. Voor mij werkt het spijtig genoeg niet.
Dat het uiteindelijk niet goed afloopt, is te verwachten. In tegenstelling tot gelijkaardige films die de nadruk leggen op ‘the ones that got away’, is László Nemes’ focus net omgekeerd. Hij verloor zelf een deel van zijn familie in de vernietigingskampen. De uitzonderingen verdienen geen film. Son of Saul is een ode aan al diegenen die het niet haalden. In dit laatste is hij zeker geslaagd. Maar waarom hij dan toch ook nadruk wil leggen op dat ene individu, dat begrijp ik dan niet. Nu, ik ben dan ook een van de weinigen. Dus dit schaapje loopt nu opnieuw naar zijn kudden om te verschuilen voor de banbliksems van een eigen mening.