Opnieuw zijn we een beetje onschuld verloren. Er rijden nog steeds treinen heen en weer tussen Amsterdam en Parijs, maar de gesprekken zijn verstomd. Een eenzame stem tegenover mij vertelt aan zijn medepassagiers hoe hij als korporaal-chef de kazerne bewaakte en hoe ze verplicht werden om de knieschijven kapot te schieten van iedere durfal die de euvele moed had om ‘de muur te doen’ omdat hij zijn eenzame bestaan wou verlichten in een lokale kroeg.
Men kan veel leren van lichaamstaal. Terwijl de overbuurvrouw zijn spraakwaterval blijft aanvuren met haar vragen, zakt haar partner steeds dieper weg in het rode velours van zijn zetel: te beleefd om op zijn iPad te kijken, te verveeld om zijn aandacht erbij te houden.
Ik stel me voor hoe ze zouden reageren wanneer er plots een automatisch pistool wordt bovengehaald en hun leven drastisch veranderd dreigt te worden. Of anders: wat zou er in het hoofd van een jongeling omgegaan zijn om op een volle trein een bloedbad te willen aanrichten in de naam van een godsdienst? Zou hij die ochtend nog naar Mekka gebeden hebben en vergeving gevraagd voor zijn toekomstige daden? Dacht hij aan zijn ouders, familie en vrienden die hij wellicht zou choqueren met zijn ‘cry for help’? Hoe moet je als advocaat iemand verdedigen die van plan was om zo maar levens te schrappen in de naam van Allah? Dat hij een overval wou plegen omdat hij honger had? Je moet er als vertegenwoordiger van de wet maar op komen. Je leert gedurende vele jaren om de rechtsleer en -spraak toe te passen en dan moet je plots een verhaal verzinnen waar ze zelfs bij Studio 100 niet aan durven beginnen. Geef toe: een roofoverval plegen op een trein die tegen meer dan 300 per uur doorheen het landschap flitst, getuigt van een euvele moed die ze bij IS zeker kunnen gebruiken.
Ondertussen rijdt de trein Brussel-Zuid binnen. Hier stapte Ayoub El Khazzani op de trein. Rondom mij wordt er nerveus gelachen. Een Nederlandse zakenman belt met zijn echtgenote en stelt haar gerust. ‘We zijn Brussel al gepasseerd,’ een leugentje om bestwil. Ik probeer me ondertussen te verdiepen in de woede van Kristien Hemmerechts die in de literaire bijlage van De Morgen lang en breed uitgesmeerd wordt. Kristien wordt 60 en is wederom kwaad. Ditmaal heeft Coetzee het hard te verduren. Wat zou er gebeurd zijn moest David Lurie, de literatuurprofessor uit Coetzees In Ongenade geen man geweest zijn, maar een vrouw? Groot gelijk mevrouw Hemmerechts. Dat is pas een premisse. Laat alle grote literatuur maar eens een genderverandering ondergaan. Gedaan met Leopold Bloom die niertjes eet en in nachtelijk Dublin de hoeren bezoekt. Neen, man, je krijgt de laatste 30 bladzijden van Ulysses ter beschikking om eens heerlijk te masturberen. Of laat de Capotes moordenaars in In cold blood vrouwen zijn. Zou dandy Truman evenveel moeite gedaan hebben om in hun privéleven te duiken? Spijtig genoeg wordt de jammerklacht van Hemmerechts overstemd door de monologue intérieure van onze korporaal-chef. Nog steeds geeft hij uitleg bij elk sprietje gras dat we voorbijrazen, bij elke afremming van de trein. Voor alles een uitleg die hij met zijn medereizigers deelt. En plots heb ik het door: Hemmerechts is al jaren de korporaal-chef van de literatuur. Over alles een mening, voor alles een uitleg.
Ondertussen passeren twee gewapende agenten in de coupé. Ze geven een vals gevoel van veiligheid.