
Sinds 26 november 2014 vergaapten talloze bezoekers zich in het Parijse Centre Pompidou aan het werk van de ongekroonde koning van de kitsch: Jeff Koons. Geen enkele van de iconische werken die Koons tot een van de duurste levende kunstenaars maakte, ontbreekt op het appèl. Maar volstaat dit om naar Parijs te trekken?
Postmodernistisch icoon of charlatan?

Met zijn werk tast de in 1955 geboren Koons constant de grenzen tussen banaliteit en verleiding af. Het wordt ondergebracht onder predicaten zoals postmodernisme, kitsch, überkitsch en commodity art. Nochtans debuteerde de jonge Koons op achtjarige leeftijd met reproducties van klassieke meesterwerken in potlood, die zijn vader vervolgens in de interieurwinkel van de familie te koop aanbood. In 1976 verhuisde hij naar New York waar hij de aandacht trok met zijn ‘inflatables’. Deze ready-mades waren niet meer of niet minder dan opblaasbare kleurrijke bloemen en dieren die hij tegen een achtergrond van tl-buizen en spiegels plaatste. Koons zegt zelf over deze werken: “Everything already exists in this world. I would go out to a store and buy these inflatable flowers. I’d go to another store, a hardware store, and buy these pre-cut glass mirrors, and I would display them. Or rather, these objects are displaying themselves.”
De link met Marcel Duchamp, die een flessenrek op een voetstuk plaatste en daarbij verkondigde dat kunst de consensus van kunst is, is niet ver weg.
De kunstwereld was echter nog niet klaar voor de hemelbestormende Koons waardoor deze gedwongen was om enkele jaren als effectenmakelaar op Wall Street te werken. De confrontatie met deze ultraliberale omgeving versterkte alleen maar Koons inzichten dat kunst een product is dat moeten worden gepromoot. In zijn werk spreekt hij niet over coloriet of cohesie maar wel over ‘het vergroten van marktaandeel’ en ‘de onderhandelingscapaciteiten van de kunstenaar’.
Van eenmanszaak tot NV Koons

Met deze koopmansgeest was het dan ook niet meer dan logisch dat Koons bij de eerste tekenen van succes zijn kunstpraktijk als een onderneming ging besturen. Begin jaren 80 richtte hij, in de geest van Warhol, zijn eigen factorij-achtige studio op waar meer dan dertig medewerkers zijn projecten zouden uitwerken. Koons de kunstenaar werd Koons de CEO die zijn merk tot ongekende (prijs)hoogten zou drijven. Hij reeg de verkoopssuccessen aan elkaar en gedroeg zich steeds meer als een vedette in plaats van kunstenaar. Hoogtepunt van de Parnassusbestorming was ongetwijfeld zijn huwelijk met de Hongaars-Italiaanse pornoactrice Illona Staller (beter bekend als ‘La Cicciolina’). Zonder scrupules zou hij dit huwelijk tot de intiemste details met zijn publiek delen in de reeks ‘Made in Heaven’. Nog steeds staan deze werken op tentoonstellingen in een aparte zaal met een suppoost die ervoor zorgt dat jeugdige toeschouwers niet geconfronteerd wordt met deze uitvergroting van Koons liefdesleven.
Maar ondanks het succes aan de overkant van de oceaan bleef Koons in onze streken een nobele onbekende. Deze anonimiteit verdween echter snel toen het Amsterdamse Stedelijk Museum ‘Ushering in Banality’ aankocht voor 250.000 gulden. Dit keramisch varkentje leidde net niet tot een volksopstand, maar haalde wel de nationale televisie waar Sonja Barend het kunstwerk een aanslag op de goede smaak noemde. Koons moet zich op dat moment in de handen gewreven hebben, want elke vorm van publiciteit, zelfs slechte, is goed voor zijn onderneming. Ondertussen bleven de prijzen voor werken van de NV Koons stijgen en een met bladgoud bezette keramisch beeld van Michael Jackson en zijn chimpansee Bubbles vestigde een veilingrecord van 5,6 miljoen dollar, betaald door de Noorse reder Hans Rasmus Astrup.
Tegenstanders van Koons kunnen zijn werk dan nog steeds afdoen als een aanval op de goede smaak, maar dat zal hem worst wezen. Om Liberace te parafraseren: “Koons cried all the way to the bank.” Koons heeft de moderne tijd goed begrepen. Mensen willen niet langer eindeloze theoretische beschouwingen over een kunstwerk doorworstelen alvorens het te begrijpen. De moderne mens wil iets zien en onmiddellijke bevrediging hebben. Naast deze hang naar onmiddellijke lust wil de moderne mens ook in de belangstelling staan met via geld verworven zaken. De periode van Wall Street blijkt achteraf de beste investering in zijn leven geweest te zijn. De nieuwe rijken willen uitpakken met unieke zaken en CEO Koons speelt handig op deze vraag in. In tegenstelling tot de oude meesters kan hij de vraag en aanbod perfect uitspelen. Zijn aanpak is even simpel als geniaal. Meestal biedt hij grote musea werken (die meestal zelfs alleen nog maar een papieren concept zijn) tegen sterk verminderde prijs aan. Daarna is er alleen nog maar een verkooppraatje nodig om geld uit de zakken van de ‘rich and famous’ te slaan. De vermelding dat musea zoals Tate en MoMa of verzamelaars zoals Saatchi in het bezit zijn van gelijksoortig werk, bevestigt dat Koons’ werken inderdaad kunst zijn. Immers, het hierboven vermelde kunstwerk van Michael Jackson kent nog twee identieke afgietsels. Het ene is in het bezit van het San Francisco museum of Modern Art en het andere van de Griekse verzamelaar Dakis Joannou. Wie denkt dat het bestaan van gelijksoortige werken de prijs negatief zou beïnvloeden, heeft het dus mis. Naast de naambekendheid van de kunstenaar dankt het kunstwerk zijn prijs (waarde is in deze context dubieus te noemen) aan de bevestiging van andere klinkende namen. De vicieuze cirkel van stijgende kunstprijzen is rond.
De tentoonstelling bezoeken: neen

Biedt de tentoonstelling in Centre Pompidou voldoende gewicht om naar Parijs af te zakken? Koons is een sterk merk in de kunstwereld en er gaat geen dag voorbij zonder dat zijn naam de (lokale) pers haalt. In Parijs heeft men het kunstwerk ‘Fait d’hiver’, een sculptuur die Koons in 1988 maakte, na een klacht over plagiaat uit de tentoonstelling verwijderd. Het werk toont een liggend meisje in een weinig verhullend topje, dat wordt benaderd door twee pinguïns en een varken met een tonnetje om zijn nek. Buiten dit ‘fait divers’ biedt de tentoonstelling een overzicht zonder verrassingen. Alle bekende periodes in het werk van Koons zoals ‘Inflatables’, ‘Equilibrium’, ‘Hulk’, ‘Elvis’, ‘Popeye’, … (met de uitzondering van ‘Puppy’) passeren de revue. Wie afbeeldingen maakt van iconische beelden, biedt weinig ruimte voor verbeelding. Het tentoonstellingsfoldertje dat je bij de ingang krijgt, geeft een vrij beknopt overzicht van de verschillende periodes in het werk van Koons. Deze chronologische aanpak is identiek aan het overzicht dat je terugvindt op de zeer gedetailleerde website (www.jeffkoons.com) van de kunstenaar. Wie had gehoopt tijdens deze tentoonstelling verrast te worden, had zich dus de moeite kunnen besparen.
De tentoonstelling bezoeken: absoluut

Moet je Centre Pompidou dan links laten liggen? Absoluut niet. Het is een unieke gelegenheid om op een beperkte ruimte kennis te maken met het werk van een van de duurste levende kunstenaars ter wereld. De Duitse filosoof Jürgen Habernas schreef reeds over het postmodernisme dat het “een nieuwe onoverzichtelijkheid vormt. Het postmoderne kunstwerk biedt immers een uiteenlopende hoeveelheid gezichten, ideeën, stijlen en benaderingen waarvan er geen enkele richtinggevend is.” Met andere woorden: postmodernisme is een hutspot aan stijlen waarin iedereen wel wat van zijn gading kan vinden.
Dat deze hutspot in de smaak valt bij het Parijse publiek valt op bij de lange rijen aan de balie. Niet alleen de culturele meerwaardezoeker, maar families met kinderen staan geduldig in rij om zich te vergapen aan het werk dat alleen de ‘rich and famous’ zich kunnen permitteren. Het werk van Koons is toegankelijk voor iedereen, misschien zelfs iets te toegankelijk bij momenten, waardoor de grote kunstfilosofieën genadeloos op de achtergrond verdrongen worden. Een Koons is een Koons is een Koons. Maar tegelijk kan iedereen er zijn of eigen verhaal in kwijt: de jonge vader met zijn zoontje die een selfie neemt met de ‘Balloon Dog’ op de achtergrond, het koppeltje voor het ‘Hanging Heart’ terwijl Parijs romantisch op de achtergrond weerspiegelt of het oudere koppel dat met enige schroom in de afgesloten ruimte van ‘Made in Heaven’ binnentreedt. De artiest Koons is er voor iedereen, de zakenman Koons zorgt ervoor dat zijn werk slechts voor enkele echt bereikbaar is.
Net zoals het werk van de kunstenaar voor- en tegenstanders heeft, zo voelt ook het bezoek aan de tentoonstelling dubbel. Aan de ene kant biedt deze overzichtstentoonstelling een degelijke inkijk in het werk van Jeff Koons, met een lineaire opbouw van de verschillende stadia in zijn werk. Aan de andere kant is het werk bij het verlaten van de tentoonstelling even snel vergeten: een hapklare brok entertainment –de ervaring waarnaar ik reeds eerder verwees in dit artikel- die geen diepgaande confrontatie aankan of aangaat. De bijhorende tentoonstellingscatalogus is dan ook vooral gefocust op beeld en minder op essayistiek. Het werk van Koons kan die confrontatie niet aan: what you see is what you get.
De tentoonstelling loopt nog tot 27 april in Centre Pompidou en is alle dagen toegankelijk van 11 tot 21u.
Deze recensie verscheen ook in Het Beeldende Kunstjournaal.