De eerste keer dat ik geconfronteerd werd met een manifest was in een grijs schoolverleden toen een bevlogen leraar me wegwijs trachtte te maken in de wondere wereld van de buitenlandse handel. Een manifest betekende toen niet meer of minder dan een ladinglijst met daarop de connossementsnummers en de daaronder vallende goederen. Later bestudeerde ik in de kelder van de Groene Waterman het manifest van ene Marx dat ook nog wel te maken had met goederen, maar dan vooral met de oneerlijke verdeling ervan. Vanaf toen doken manifesten van tijd tot tijd op in mijn leven. Breton, Marinetti en Von Trier, elks publiceerden ze hun eigen manifesten. In 2011 publiceerde Penguin Books een overzicht van 100 manifesten die in de loop van de 20ste eeuw verschenen. Het ligt nog geduldig op lectuur te wachten.
In 2012 verrast dichter-performer Philip Meersman vriend en vijand met zijn Manifest voor de Poëzie. Een recensie schrijven over deze bundel is jezelf als recensent blootgeven, want telkens weer betrap ik mezelf erop dat ik iets over het hoofd gezien heb, een bepaalde woordspeling gemist, een bepaalde taalfinesse te weinig gesavoureerd heb. Slechts twee recensies vind ik terug op internet: alleen Meandermagazine en Pom Wolff waagden zich aan de taalrollercoaster van de man die zichzelf ziet als iemand met een lepel in zijn hoofd.
In dit gedicht geeft Meersman zijn visie op poëzie die, laat ons eerlijk zijn, uitwaaiert tussen karamellenverzen en postmoderne poëzie. Achteloze combinaties van filosofie en alledaagse beelden gaan hand in hand. Hoeveel mensen zie je Deleuze en Geuze in een gedicht laten opdraven. Goedkoop? Wat dan met Deleuze en Derrida? Postmodernisten, Franse postmodernisten, tijdgenoten. Even achteloos als kriek en geuze worden ze samengebracht. Kriek en geuze, beiden van dezelfde brouwerij. Toevallig? Ik denk het niet.
Ook in de tweede strofe wordt een dergelijk taalspelletje herhaald. Maar nu zijn Bergson, Freud, Einstein en Planck aan de beurt. De toon van de tweede strofe is grimmiger. Het vertrouwde verleden (kriek, geuze, vader) is verdwenen en maakt plaats voor de harde realiteit van de onderbuik. Weer is er het subtiele spel van Meersman waardoor absint (verleden) en joints (heden) bijna natuurlijk in elkaar overvloeien. Of proberen we een verband te zoeken tussen de vier bovenvermelde namen. Nobelprijswinnaars? Neen, dan valt Freud af. Alfa- versus betawetenschappen? In ieder geval laten de gedichten je niet los. Frustratie en opluchting liggen in elkaars verlengde wanneer een code al dan niet gebroken wordt.
In de derde strofe tapt Meersman uit een ander vaatje en zijn de metaforen niet langer personen, maar werkwoorden. Intieme werkwoorden, net zoals poëzie intiem kan/moet zijn. In de laatste zin van deze derde strofe lees ik de poëtica van de dichter: ” poëzie is verwondering, beeld, visie op taal”. Niet meer, niet minder.
Ten slotte deconstrueert Meersman zijn eigen taal tot klanken, maar klanken die op hun beurt door woorden vervangen kunnen worden. ‘Mmmm’ staat dan voor genieten, terwijl ‘rrrr’ de passie preekt. ‘Oooh’ is verwondering en ‘zie’, het gedicht ontdaan van de dichter van The Raven en Annabel Lee wordt een imperatief die aanmaant tot het Nijhoffiaans “Lees maar, er staat niet wat er staat”-credo.
In dit gedicht Van Ostaijen meets Apollinaire, het regent in de bezette stad (zie youtube filmpjes verder in de tekst). In ‘Nooit meer alweer’ deconstrueert de dichter zijn woorden tot een finale oerschreeuw. ‘Nooit meer alweer’ is voor mij ‘No more war’, maar de dichter beseft dat het te laat is. Het is alweer te laat. Ergens op aarde vallen er bommen. De namen veranderen. Bagdad wordt Tikrit wordt Aleppo. De wapens zwijgen nooit. Meersman gaat ook letterlijk de deconstructie aan van het gedicht en laat de woorden uiteenrafelen tot een doodsreutel in spiegelende ‘a’: aan beide kanten vallen er slachtoffers.
‘Woordenwapens villen kogels nucleair’. Bijna achteloos las ik deze woorden. Laten we het gratuite taalspelletje van moord- en woordwapen even buiten beschouwing, wat lezen we dan? En wat we lezen klopt dit met onze realiteit? Hoe rijmen we het aloude ‘villen’ met ‘nucleair’?
In de volgende versregel springt de personificatie van ‘Menenpoorten’ in het oog. Op de Ieperse Menenpoort staan duizenden namen van slachtoffers uit de Eerste Wereldoorlog. Eindeloze rijen namen van zonen, vaders, kleinzonen: ‘Their name liveth for evermore’. Waarom gebruikt de dichter een meervoud? Wordt deze poort synoniem voor alle slachtoffers van alle oorlogen? Daar, onder de Menenpoort, terwijl de laatste noten van de Last Post zich in de muren nestelen, lezen we ‘Bezette Stad’ van Van Ostaijen. De Duitse bezetting wordt verplaatst van de ondergelopen Westhoek naar het dandyeske Antwerpen. Langzaam verdwijnen letters in het gedicht, net zoals soldaten verdwenen in de West-Vlaamse modder rond Ieper. De letters die uit het gedicht verdwijnen, verschijnen als nieuwe namen op de Menenpoort: letters verdwijnen uit de bezette stad tot ze zichzelf oplost in de eerder vermelde oerschreeuw.
De bundel Manifest voor de Poëzie verscheen bij de Nederlandse Uitgeverij de Contrabas. Geen Sant in eigen land is een gezegde dat zeker opgaat voor Philip Meersman. Een gedeelte van zijn werk werd vertaald in het Bulgaars, Roemeens, Russisch, Spaans, Italiaans, Hebreeuws, Arabisch, Frans en Engels. Toch is zijn werk in slechts een beperkte kring bekend. Met deze bundel die 33 gedichten telt bewijst Meersman dat hij zeker een plaats verdient in de literaire wereld. Chrétien Breukers en zijn uitgeverij hebben deze ruwe diamant alvast ontdekt. Ik kan alleen maar hopen dat iedereen dezelfde schittering ziet die ik mocht ervaren.
Philip Meersman
Manifest voor de poëzie
Uitgever: De Contrabas
Jaar: 2012
ISBN: 9789079432639
Prijs: € 15,-
60 blz.
Ben blij hier nog een boekbespreking – exusez le terme – te mogen lezen van Philip’s eerste bundel; Chrétien Breukers en zijn uitgeverij…. is er echter over. Breukers is zijn uitgeverij. Philip verdient al lang een plaats in de wereld der letteren en hij neemt die ook vaak in, zij het meer in het buiten- dan in binnenland. Ik vond de bundel een unicum, echter voor vervolg vatbaar.