Of ben ik toch een beeldhouwer die schildert? Kunstenaar Yannick Ganseman stelt zich luidop de vraag. Hij pendelt dezer dagen tussen zijn woonplaats in Vorst en het Europees Keramisch Werkcentrum (EKWC) in het Nederlandse Oisterwijk, waar hij een kunstenaarsresidentie heeft. Tot september pakt hij uit met zijn project ‘Wolken boven Brussel’.

Elke keer opnieuw overvallen me de woorden van Julian Barnes in het essay ‘Hm, Hé, Ha: kunst en woorden’. Daarin poneert de auteur dat kunst en woorden in zoverre natuurlijke metgezellen zijn dat we niet voor een kunstwerk kunnen staan zonder vrijwel onmiddellijk onze toevlucht te nemen tot woorden. Vaak gaat het om het soort woorden dat de kunstenaar niet kon hebben voorzien of zou hebben gewaardeerd.
Daarom neem ik liever mijn toevlucht tot vragen. Hoe zie je jezelf als kunstenaar?
Yannick: ‘Ik ben een beeldhouwer die schildert en een schilder die beeldhouwt. Dat is eigenlijk de essentie. Ik ben opgeleid als tekenaar aan de Academie van Leuven. Via tekeningen ben ik dan bij de schilderen beeldhouwkunst beland. Zowat tien jaar geleden werkte ik naar bekende voorbeelden van zowel oude meesters als hedendaagse kunstenaars. Maar ook al waren de werken technisch in orde, toch voelde ik dat er iets ontbrak. In die periode maakte ik kennis met het werk van Tintoretto, die kleine schaalmodellen maakte van zijn schilderijen. Ik besloot in zijn voetsporen te treden. Die maquettes leidden tot zelfstandige sculpturen. Veel van mijn werken zijn bas-reliëfs, 3D-werken die aan een muur horen. Deze extra dimensie, hoe beperkt ook, laten voor mij het plaatje kloppen. Vanaf het moment dat ik het gevoel krijg dat ik een materiaalsoort, thema of manier van werken onder de knie heb, ga ik op zoek naar een nieuwe uitdaging. Ik maak wel vaak series waarbij ik een onderwerp vanuit verschillende invalshoeken benader. Maar ik durf toegeven dat ik me snel verveel als ik denk een materiaal volledig te kennen.


Betekent dat dat je snel werkt?
Ik heb een lange aanloop nodig. De voorbereiding van de verschillende materialen en de behandeling van de drager duren soms vijf keer langer dan het maken van het werk zelf. Het is dus moeilijk te zeggen. Als ik twaalf werken per jaar maak, dan is het veel. Meestal zit ik rond de acht à tien.
Ik kan me voorstellen dat het, met een kleuter in huis, niet altijd even gemakkelijk is om geconcentreerd te werken.
Dat valt best mee, hoor. Ik breng Johanna meestal naar de school of crèche. Dus van 9 tot 17 uur ben ik in mijn atelier te vinden. Niets zo goed als een jong kind om een artistieke werkstructuur op te bouwen. Je hanteert een opvallend kleurenpalet.
Je lijkt vooral aangetrokken tot vrolijke kleuren.
Ik heb nooit kleurenleer gehad. De kennis die ik heb opgedaan, haalde ik uit boeken en uit trial-and-error. Ik heb veel geleerd door te kijken naar het werk van kunstenaars als Edward Kienholz of Donatello. Dichter bij huis raakte ik geïnspireerd door de schildertoetsen van Walter Swennen, Luc Tuymans, Raoul De Keyser, Jean Brusselmans… Hoe een kunstenaar omgaat met kleurcontrasten bepaalt het unieke van zijn werk. Laat kunstenaars een kopje koffie schilderen en aan de penseelvoering en het kleurenpalet zal je hen herkennen.

Welke thema’s passeren in je werk de revue?
Ik heb ondervonden dat onderwerpen die me na aan het hart liggen, zoals klimaatopwarming, artistiek niet altijd een even sterk resultaat opleveren. Ik behandel thema’s die vooral artistiek dicht bij mij staan. Het blauw en groen in mijn werk verwijst naar het typisch Vlaamse landschap. Van het landschap als thema is het een kleine stap naar dieren. Vandaar bijvoorbeeld dit bas-reliëf. (Yannick toont een werk met een wolf in een typisch Belgisch boslandschap.) Het is enerzijds een momentopname van een van de wolven die in Limburg opdook, maar tegelijk toont het een dier dat opduikt in mythes, sagen en sprookjes. Ik probeer in het werk zowel de hysterie als de alledaagsheid van zijn terugkeer in ons Vlaamse landschap te vatten.
Bij wie kan je terecht voor feedback over je werk?
Ik praat niet gemakkelijk over mijn werk, tenzij het klaar is. Wellicht omdat ik tijdens het planningsproces zelf nog niet goed weet waar ik terecht zal komen. Het is een vorm van bescherming om het beeld dat ik in mijn hoofd heb niet te laten beïnvloeden door externe factoren. Mijn vriendin is mijn eerste aanspreekpunt voor feedback. Ze is filosofe en schrijfster en we delen een beeldende opleiding. Soms luister ik, soms niet. Maar meestal klopt het wel wat ze zegt. Ook met mijn galerist Sofie Dederen van Otty Park praat ik natuurlijk over mijn werk. Maar daar gaat het meer over de accenten die we willen leggen. Sofie, die in een vroeger leven nog directeur was van het Frans Masereel Centrum, geeft me vrijheid.

Van april tot september loopt in Brussel je project ‘Wolken boven Brussel’, omschreven als ‘een evoluerende en participatieve aanpak van een onweersbui boven Brussel’. Wat moeten we ons daarbij voorstellen?
Het project voor CENTRALE | lab is ontstaan uit de vraag om werk ‘binnen’ om te zetten in werk ‘buiten’. Ik kijk ernaar uit, want het is niet alleen mijn eerste solotentoonstelling in Brussel, maar ook mijn eerste project in de publieke ruimte. We hangen een aantal bas-reliëfs op aan de buitenmuren van de Centrale en kijken hoe het publiek fysiek op het werk reageert. Mijn grootste teleurstelling zou zijn dat we de werken na een aantal weken opnieuw binnenhalen en dat ze er nog steeds perfect uitzien.
Duurzaam materiaal is belangrijk om je werk buiten te presenteren. Een logische stap dus dat je nu een kunstenaarsresidentie volgt in het Europees Keramisch Werkcentrum?
De materialen waar ik momenteel mee werk zijn inderdaad niet goed geschikt voor de weersomstandigheden van de publieke ruimte. Keramiek zou eventueel een antwoord kunnen zijn om meer naar buiten te treden. Maar niet alle keramiek is geschikt voor buiten. Als het vriest, kan het barsten.
Als we dan even mogen dromen: wat is voor jou de ideale locatie of toonplek voor je werk?
Lichtinval is voor mij heel belangrijk. Nu ja, die is meestal wel aanwezig in de meeste musea. Maar als ik dan toch even mag dromen, dan zie ik mijn werk in perfecte harmonie met de architectuur van Tadao Ando op het Japanse eiland Naoshima. Maar hier om de hoek is WIELS ook een prima alternatief.’
Yannick Ganseman presenteert het project ‘Wolken boven Brussel (Nuages)’ in CENTRALE | lab, Brussel. Van 20 april tot 17 september 2023.
Deze tekst verscheen reeds eerder in Kunstletters #021
Foto’s: Sahar Khosravi