Er zijn ontmoetingen die je onder de noemer serendipiteit zou kunnen catalogeren. Dergelijke kennismaking had ik tijdens mijn bezoek aan de Art Walk in Lier enkele dagen geleden. In een leegstaand bankkantoor op de Grote Markt maakte ik kennis met kunstenaar Walter Dermul. Zijn stijl die uitwaaiert van Bruno Vekemansachtige taferelen tot Miami Art Deco verwarde me eerst. Teveel indrukken op een te kleine oppervlakte. Gelukkig nam ik de tijd om de werken te laten binnendringen. Het gesprek met Walter daarna trok me over de streep om kunstliefhebbers tijdens deze long reading kennis te laten maken met man en werk.
Laat ons met de meest voor de hand liggende vraag beginnen. Heb je een artistieke achtergrond en wanneer besloot je dat kunst deel uitmaakte van je dagelijkse DNA?
Ik heb me altijd erg aangetrokken gevoeld tot het creatieve : zowel poëzie, literatuur, dans als schilder- en beeldende kunst. Op m’n 17e gaf ik een cultureel schooltijdschriftje uit. Daarvoor schuimde ik vaak de vernissages in Antwerpen af. Bij m’n studiekeuze dacht ik eraan om eerst naar de academie te gaan – maar m’n ouders konden me overtuigen universitaire studie aan te vatten. Ouders en een artistieke opleiding, het ligt niet altijd even gemakkelijk (lacht). En dus ging ik bedrijfspsychologie studeren. In Gent, omdat m’n lief daar ook was. Ik sloot die studies af met een speciale licentie in marketing. En zo rolde ik de reclamewereld binnen. Ik heb er vele jaren, met plezier, het beste van mezelf gegeven. Onder andere in het buro dat ik met drie partners oprichtte en uiteindelijk in het netwerk van Saatchi & Saatchi onderbracht. M’n lief werd ondertussen de mama van Sander, Lotte en Jasper.
Nadien ben ik nog heel wat jaren onafhankelijk marketing- en merkstrategisch consultant geweest. Maar ik ben me meer en meer gaan afvragen hoe m’n leven zou verlopen zijn, als ik op dat kruispunt lang geleden, de àndere weg was ingeslagen en wél naar de academie was gegaan. Zo kwamen de ezel, de tubes, de penselen en het canvas in huis. Vandaag is er ontzettend veel veranderd. Een ander huwelijk, een andere woning, een andere loopbaan… Het gevoel dat ik opnieuw aanbeland ben op die splitsing van toen en nu opnieuw kan beginnen, omarm ik met beide armen. Met dezelfde goesting en drive (en toegegeven, met eenzelfde ambitie) als in m’n eerder leven, werk ik nu aan mijn schildercarrière. Naar welke bestemming het me zal brengen is nog niet helemaal duidelijk. Maar de weg is in ieder geval bijzonder boeiend.

Wanneer voelde je dan voor het eerst echt kunstenaar?
De eerste ezel kwam er in 2000. Ik begon als zondagschilder. Schilderen was (naast koken) een van m’n uitverkoren hobbies in m’n schaarse vrije tijd. Maar gaandeweg nam die hobby een belangrijker stuk van m’n tijd in. Ik ben autodidact. Op een paar maanden academie in Antwerpen na heb ik geen artistieke scholing gehad.Het is vooral sinds ik enkele jaren geleden naar Rijmenam verhuisde, met m’n nieuwe partner, dat ik me meer en meer op het schilderen toelegde. Sinds een drietal jaar vormt het mijn hoofdactiviteit. Vandaag schilder ik alle dagen.
Walter voegt er echter onmiddellijk aan toe dat hij ook een ander antwoord had kunnen formuleren dat even goed van toepassing kon zijn. Het voelt alsof ik al van m’n jeugd ‘kunstenaar’ben. Alleen ben ik er enkele tientallen jaren lang niet aan toegekomen er iets mee te doen. Nu eindelijk wel. Volop en gulzig.
Tijdens het gesprek waaiert de conversatie uit en valt de vraag welk iconisch werk hem deed beslissen om kunstenaar te worden. En bij uitbreiding welke kunstenaars zijn werk beïnvloeden.
Ik heb niet echt één iconisch werk dat m’n leven veranderd heeft en me heeft doen beslissen om kunstenaar te worden. Ik weet ook niet of ik echt van leermeesters kan spreken. Maar natuurlijk word ik meer getroffen door (en heb ik meer bewondering voor) sommige kunstenaars dan door andere. Zo heeft Lucian Freud me zeker in het begin een heel eind op weg gezet. Zowel de werken uit zijn jongere leven als zowat alles tot zijn dood vind ik geweldig fascinerend. Ook de evolutie zelf die zijn werk heeft doorgemaakt is erg boeiend. Hij is voor mij een van de artiesten die zijn hele carrière lang authentiek en integer is gebleven. Ook de rijkheid van Gerhard Richter is erg inspirerend. Ik denk dat zijn invloed op de hedendaagse Westerse kunst serieus wordt onderschat. Uiteraard zijn ook de Tuy- en Borremansen van onze wereld niet te ontkennen. Maar er mag wel een portie Spilliaert en Hockney, een snuif Hopper en Vanriet en een eetlepeltje Caravaggio en Dillemans bij.
Met al deze namen die je opsomt kan ik me voorstellen dat je oeuvre best wat invloeden ondergaat. Hoe zou je zelf het centrale thema van je werk beschrijven?
Mijn werk is figuratief en zoekt vaak tegenstellingen op: mensen en hun emoties – of net het gebrek eraan. Over hoe mensen met elkaar in dialoog treden – of net worstelen met de onmacht om te communiceren – in hun relatie met wie hen omringt, met hun partner, met hun kinderen. Of over opgroeiende kinderen: hoe ze het licht opzoeken of er zich net van afkeren. Deze onzekerheid over de toekomst wordt in mijn werk vaak gesymboliseerd door een ongedefinieerde kubus – een black box, of doos van Pandora waarin alles nog verborgen zit. Of over de staat van vervreemding waarin mensen zich kunnen bevinden na ingrijpende gebeurtenissen. Zoals ontwortelde vluchtelingen of daklozen. Ik wil vooral een emotie overbrengen, of een sfeer.

Meestal hoort er wel een verhaal bij. Dat verhaal is niet echt van belang voor de kijker, maar het geeft mij wel de energie om het te schilderen. Soms is het verhaal evident : de reeks over vluchtelingen en daklozen spreekt voor zich. Het is een onderwerp dat me diep raakt. Vaak schilder ik over stilte. Stilte onder mensen – waar woorden niet meer nodig zijn, of waar woorden niet (meer) kunnen. De relatie binnen een koppel, het contact of de bevreemding tussen mensen, de affectie voor kinderen die je op weg wil zetten en er zich uiteindelijk niets van aantrekken, kinderen onder mekaar, ontdekken, afstoten, aantrekken. De onmacht van het woord. Dat vind ik ook vaak het mooie aan portretten : een geslaagd portret laat iemand boekdelen spreken, zonder een enkel woord.
De recentste schilderijen zijn vaak heel autobiografisch. Omdat ze die eerdere thema’s allemaal bundelen, denk ik. M’n vader maakte in het begin van de jaren 60 graag super-8-filmpjes. Ik gebruik er dan stills uit. Het zijn vaak beelden van de onbezorgde jaren van een burgerlijk gezinnetje – op uitstap of op vakantie. Het is alsof alles begon in die jaren. De oorlog was nu goed verteerd, alles werd nu snel ‘beter’. De auto’s blonken, plastic en beton waren geschenken van de goden, aan sneller en hoger was geen limiet. Maar ook daar lijken de cirkels zich opnieuw te sluiten. Stilaan beginnen we te leren dat er wel deglijk limieten zijn aan de draagkracht. En dat we dus best proberen terug te keren naar het kruispunt waar we de route begonnen. Om een bocht te kiezen waar we niet meer uitvliegen.
Maar ook wanneer het werk niet echt autobiografisch is, onderzoek ik graag de kleine gebeurtenissen des levens die naderhand toch een onuitwisbare invloed blijken uit te oefenen op het verdere verloop ervan. Heel erg vaak zijn we er ons niet bewust van dat we ‘nu’ op een splitsing staan. We gaan, we doen – en plots staan we op een plek waar we niet echt wilden zijn – of waar we ons gewoon (moeten) bij neerleggen. Vandaar ook de titel van mijn tentoonstelling How did I get there? een titel geïnspireerd door “Once in a lifetime” van Talking Heads / David Byrne, 1980).

Muziek vormt dus ook nog een andere inspiratiebron als ik het zo hoor.
Dat klopt, maar ik heb altijd een beeld nodig om mee te starten. Soms zijn dat foto’s die ik zelf heb gemaakt, of de super8-filmpjes van m’n vader zoals ik reeds eerder vermeldde. Vaak zoek ik ook beelden op het internet. Beelden die passen bij het thema dat ik wil behandelen – of beelden die me aanspreken. Bijna altijd bewerk ik eerst de beelden op het computerscherm. Ik maak ze ook altijd zwart/wit, zodat de reëele kleuren met al niet verder kunnen ‘hinderen’: kleur is voor mij een deel van m’n expressie en niet een vast gegeven.
Kan je deze laatste opmerking iets nader toelichten? Heb je het dan over je artistieke techniek? Hoe zou je die zelf omschrijven?
Een van de aspecten die me bij het schilderen zo aantrekt is het ‘ambacht’. Techniek blijft een levenslang leerproces. En, zoals bij alles, hoe meer je ermee bezig bent, hoe meer je het begint te beheersen. Hoe meer je trouwens ook begint te beseffen dat er niet één weg is. Maar dat je vanuit een steviger wordende basis verder en verder kan uitwaaieren. Ik werk uitsluitend met olieverf. Olieverf is een levende materie, in tegenstelling tot acryl. Het voelt alsof acryl sterft onder m’n penseel, terwijl olie jong en speels blijft. Je kan blijven trekken en duwen, vervormen en vermengen. Daarom vind ik het tactieler, alsof je boetseert.
Ik start altijd van een foto. Vaak iets wat ik gezocht heb op het net en dan verwerk in een soort collage. Of een foto die ik zelf maakte. Ik zal dat beeld bijna altijd ‘reduceren’ naar een zwartwit versie, om mezelf meer vrijheid te gunnen in het kleurenpalet van het schilderij. Voor mij is kleur tegelijk razend belangrijk én totaal onbelangrijk. Natuurlijk moet het kleurenpalet in het eindresultaat kloppen en aanspreken, maar ik ben er in het begin van het proces nauwelijks mee bezig. Ik meng m’n verven in twee of drie potjes met tinten die door hun contrast of complementariteit met elkaar kunnen praten. Het resultaat kan er als een ‘eenvoudige’ kleur uitzien, maar is altijd het resultaat van een heel aantal tinten die samengevoegd worden. Vaak hergebruik ik trouwens de restjes die overblijven na een vorig schilderij en voeg er verse kleuren bij. Er is dus een soort grondtoon die al gedicteerd werd door het vorige werk. Het schilderij wordt dan opgebouwd met dat beperkt kleurenpalet. Het al dan niet door mekaar vermengen of laten contrasteren ervan zorgt voor de uiteindelijke structuur in het werk.
Ook het samengaan van kleur en betekenis (of thema) laat ik graag organisch evolueren. Soms lijkt het me beter als ze met elkaar in lijn liggen en mekaar versterken – soms wil ik dat de betekenis a.h.w. wordt afgezwakt of zelfs tegengesproken door de kleur (een optimistischer beeld in ingehouden tinten – of omgekeerd)

Je werk omvat verschillende technieken met elk hun eigen vaardigheden. kan je gemakkelijk overschakelen?
Ik krijg inderdaad wel vaker te horen dat het lijkt alsof m’n werken door verschillende artiesten werden gemaakt. Zelf vind ik dat de inhouden (sferen / emoties) steeds binnen eenzelfde register blijven. Maar de vormtaal kan inderdaad verschillen. Wellicht is dat omdat ik nog zoek – zo wordt gezegd. Kan zijn. Natuurlijk moet er nog veel rijpen. Misschien komt het straks wat meer op een lijn te liggen. Maar waar ik absoluut niet zou willen belanden is dat al m’n werken copies worden van elkaar. En dus krijgen sommige onderwerpen een andere behandeling dan andere. Ik heb daarin geen voorkeuren. Alles wat ik maak, maak ik met eenzelfde plezier en inzet. Ik hoop dat gaandeweg m’n oeuvre eerder door rijkdom en diversiteit wordt getypeerd dan door uniformiteit.
En heb je daarbij beginnersfouten gemaakt?
Hopen ! (lacht) Zo bv. om wit en zwart als een ‘kleur’ te bekijken. Wit is geen kleur, hoogstens een ingrediënt. Zwart is al helemaal geen kleur (in mijn pallet) – maar moet een optelsom zijn van vele andere nuances.
En waar heb je die beginnersfouten gemaakt? Met andere woorden: werk je thuis of in een atelier? En hoe ziet je artistieke dag eruit?
Ik heb het geluk om over een atelier thuis te beschikken. Ik werk er alle dagen. Vroeger was ik eerder een avondmens, vandaag ben ik een uitgesproken ochtendmens. Vaak sta ik al tegen 7u aan m’n ezel. Een selectie goeie muziek en we zijn vertrokken.
De meeste schilderijen werk ik op een week of zo af. Ik ben zelf altijd heel ongeduldig en benieuwd om het resultaat van m’n eigen arbeid te zien. Ik probeer wel om zorgvuldig en ‘juist’ te schilderen, maar de monnikenarbeid van hyperrealisme ligt me totaal niet. Het moet vooruit gaan. Ik schilder niet alleen met m’n handen, maar toch ook met m’n brein. Als je wil komt de keuze van het onderwerp uit het hart, maar daarna is het een samenwerking van hand en verstand. Er zal zelden een penseelstreek zijn waar niet enkele hersensynapsen mee hebben over beslist.

Je zei reeds eerder tijdens het interview dat de sociale media toch bijdragen tot een breder publiek. Welk is de beste tip die je ooit kreeg?
Dat als je als kunstenaar iets wil betekenen, of als je wil dat je werk iets betekent, dat je er moet voor werken. Hard werken, veel schilderen, er veel ‘mee bezig’ zijn. Zodat je zelf de luxe creëert om veel weg te kunnen gooien. Om kritisch te zijn, vanop een afstand. Zo werkt het inderdaad bij mij. Ik heb een hoge productiviteit. Ik schilder alle dagen. En dus raken de vier muren van m’n atelier snel volgestapeld met werken. Soms besluit ik al snel om een schilderij ‘op te geven’. Ik haal het doek van de spanlijst – die ik dan opnieuw opspan met vers canvas. Maar soms heb ik tijd nodig om afstand te nemen van een werk. Pas een tijdje nadat het een ‘object’ is geworden in plaats van een ‘baby’ zie ik dan dat het niet goed is. Werken dus. Zo noemde die vriend het – en dat is juist. Het is (voor mij) juister dan wat vaak wordt aangeraden : je moet veel experimenteren. Ik denk dat ik weinig echt experimenteer. Ik ben iemand die grond onder z’n voeten moet hebben: de vaste grond die je het ‘ambacht’ zou kunnen noemen.
Hier in Lier krijg je de mogelijkheid om je werk uitgebreid tentoon te stellen. Hoe treed je anders buiten met je werk?
Ik heb al lang een portfolio op Behance.net. Dat is best interessant om m’n werk toch érgens te tonen, maar het is een heel ‘stille’ omgeving. Het is er niet echt de gewoonte om te reageren of feedback te geven. Ik hou niet van de dwingendheid (en vluchtigheid en futiliteit) van de klassieke social media. Maar op een gegeven ogenblik leek Instagram me toch ‘incontournable’. Begin dit jaar ben ik er -schoorvoetend- dan toch maar mee begonnen. En het verrast me hoe groot de impact daarvan wel is. Dit is wél een levende community – die me in staat stelt om collega-artiesten en hun werk te ontdekken, om contacten te leggen met galeristen en recensenten. En om een vinger aan de pols van de kunstwereld te houden om te zien hoe er op m’n werk wordt gereageerd. In de fase waarin ik nu als beginnend schilder verkeer is dat heel waardevol. Ondertussen heb ik opnieuw een verdere stap gezet. Een paar weken geleden heb ik m’n eigen website gelanceerd (www.walterdermul.be). Ook dat is een vooruitgeschoven visitekaartje.
Maar het échte werk is natuurlijk exposeren ! En dus probeer ik contact te leggen met galeries. Maar dat is moeilijk, want zoals ik lopen er honderden die de mailbox van galeristen terroriseren. Ik reageer ook regelmatig op open calls. Dat geeft me goede resultaten : ik ben heel blij met m’n lopende selecties. Bij Belgicart/Stichting Ijsberg (Damme), bij Kunst in het Dorp (Bellingen), bij Knoflook (Heule/Kortrijk), bij OnBoards Biënnale (Antwerpen). En met m’n solotentoonstelling in het kader van Artwalk van Galerij Artisjok in Lier.
En om te eindigen. Wat is het mooiste compliment dat je ooit kreeg?
Walter moet er niet lang over nadenken en antwoordt gevat: “dat jij een interview met mij wil publiceren.” Ondanks de leeftijd voel ik een lichte blos van tevredenheid naar mijn kaken opstijgen.
Wie kennis wil maken met het werk van Walter Dermul kan nog tot eind augustus terecht in Lier of virtueel een kijkje nemen op zijn website.
Dit artikel verscheen eveneens in TheArtCouch.