‘Tijd is ons enige echte bezit’ : het citaat van Seneca zindert nog na als ik de deuren van de Brugse Biekorf Exporuimte achter me toetrek. Het interview met kunstenares Sylvie De Meerleer is veel meer geworden dan een gesprek over kunst. Het werd een filosofisch gesprek over leven en werk.

Bij Sylvie lopen leefruimten en atelier in elkaar over. Ze werkt aan haar ‘Growth’-project (een 16-luik van 3m20 x 3m20) dat de woonruimte volledig inpalmt. In exporuimte Biekorf van het Brugse Cultuurcentrum bevindt zich haar werk ‘The Wall is as Soft as Lace’. Het verraadt onmiddellijk de precisie waarmee ze werkt. Weken aan een stuk tikte de puntbeitel op de muur: concentratie en tijdloosheid, twee woorden die meer dan eens tijdens het interview zullen vallen. Sylvie lacht als ze vertelt over het ontstaan van dit werk. ‘Tijdens het ‘work in progress’ nam ik steevast de eerste ochtendbus naar de Biekorf om aan de slag te gaan. Tik voor tik kwam het werk tot stand. Na verloop van tijd vormde het ritmisch getik een creatieve mantra.’ Ze voegt er aan toe dat het een van de eerste werken is die ze rechtopstaand maakte. ‘Meestal zit ik in kleermakerszit gebogen over mijn werk. De vloer is mijn schildersezel. Dichter bij mijn werk kan ik niet komen. Kunst is voor mij een noodzaak, het krijgt al mijn tijd. Ik heb nooit beslist om kunstenares te worden, het hangt samen met wie ik ben en doe. Elke persoon heeft zijn doel in het leven, gebaseerd op zijn eigen troeven.’
Kringen in het water maken
Tekenen was van kinds af aan vrijwel het enige geweest waar Sylvie zich voor interesseerde. ‘Door er een enorme hoeveelheid tijd aan te wijden heeft mijn tekenwerk zich goed kunnen vormen en ontwikkelen. Toen ik jong was zag ik dat vrij eng en betrok ik het erg op mezelf. Met ouder worden leer je hoe je onlosmakelijk vasthangt aan andere entiteiten en identiteiten. Je voelt dat je als kleine druppel kringen maakt in het water waarin je valt. Elkeen van ons heeft zijn eigen rol die hij vervult om de wereld te helpen draaien, net zoals een cel functioneert in het lichaam. Er is spanning tussen deel en geheel. Ik wil mijn uiterste best doen binnen mijn deeldomein en bewegingsruimte en me tegelijk afstemmen en overgeven aan de wereld rondom mij.’

Mijn thuis is waar mijn atelier is
Tijd vormt een rode draad in leven en werk van Sylvie. Haar atelier is een prikkelvrije ruimte waar afleiding gebannen is. Op foto doet het me denken aan de ‘Totaal witte kamer’ waar Gerrit Kouwenaar ooit over dichtte. Zelf omschrijft ze haar atelier als een ruimte waar ze naartoe kan gaan om zich af te zonderen van de ‘realiteit’. In de stilte kan ze tijdens het tekenen de sleutel terugvinden tot de waarheid of werkelijkheid zonder sluier. Voor haar is er geen onderscheid tussen thuis en atelier, ze vloeien in elkaar over. ‘Tijdens mijn opleidingen werkte ik meestal ook thuis’, vertrouwt ze me toe, ‘Ik ging alleen naar de academie om mijn werk te tonen.’ Het valt me op hoe ze bij elke vraag haar woorden wikt, hoe ze even bewust omgaat met taal als met haar kunst. Haar definitie van kunst verraadt ook opnieuw de grondigheid en passie waarmee ze er aan werkt. ‘Kunst is voor mij een evenwicht vinden tussen de creatie met materiaal en de bewuste sturing van dit materiaal. De keuze van je potlood is even belangrijk als het bewust zijn van je lichaam tijdens het proces. Daarnaast is er ook nog een derde component: de intentie. Ik noem het de x-factor: de bezieling waarmee je werkt. Die bepaalt net zo veel als de techniek die je gebruikt.’ ‘Het is belangrijk om openingen te laten en verrast te kunnen worden door je eigen werk’, vertelt Sylvie. ‘Vroeger legde ik mezelf teveel beperkingen op. Ik hield me strikt aan de opdracht, kleurde zelden buiten de lijntjes, werkte heel resultaatgericht. De klik kwam door een opmerking van Ronny Delrue, een van mijn docenten. Hij vertelde dat als je drie beelden maakt van eenzelfde onderwerp, er altijd een zal zijn dat je het meest aanspreekt. Het was een uitspraak waardoor er zich een wereld voor mij opende. Ik besefte dat je ook in perceptie een keuze hebt. Waarom zou je een beeld afwerken? Geef toeschouwers de kans om het zelf in te vullen. Er zijn nog wel hedendaagse kunstenaars die het onafgewerkt beeld presenteren als ‘resultaat’ en de begrenzing van het beeld(kader) in vraag stellen. Als kunstenaar nodig je toeschouwers uit om mee te treden in het scheppingsproces van het werk. Je laat sporen na die de beeldende keuzes die je maakt open en zichtbaar laten en die het publiek uitnodigen om mee te denken en het werk mentaal verder te voltooien.’ Daarmee beantwoordt Sylvie ook mijn vraag wanneer een werk voor haar af is. Ook de naamkeuze van haar werken gebeurt organisch. Titels bereiken haar spontaan. Sommige werken blijven naamloos. Het is ook hier aan de toeschouwer om zelf in te vullen. De verbeeldingsruimte die Sylvie zowel aan zichzelf als aan de toeschouwer geeft is iets dat moest groeien. Vroeger wilde ze zo veel mogelijk zelf sturen en vond ze het vreselijk dat mensen tot een andere interpretatie van haar werk kwamen.
Monochrome zenmomenten
Op de vraag welke kunstenaars haar werk beïnvloeden rolt bijna de hele canon voorbij. ‘Albrecht Dürer, Jan Van Eyck, Anish Kapoor, Lucian Freud, Anselm Kiefer, Ante Timmermans, Andy Goldsworthy, Vincent Van Gogh, David Hockney, Louise Bourgeois, Robert Devriendt… Mijn lijst is eindeloos lang en divers! Onvermijdelijk en indirect beïnvloeden dezelfde kunstenaars die ik hierboven opsom en bewonder, mijn werk. Daarnaast zijn er ook de gesprekken met mensen aan wie ik mijn werk toon of die het gezien hebben. In mijn naaste kring zijn dat Karen Vermeren, Hans Demeulenaere en Ronny Delrue als kunstenaar-collega’s, maar zeker en vast ook curator en kunstcriticus Stef Van Bellingen. Hij heeft een scherpe en analytische blik op kunst en een ruime bagage. Daarmee plaatst hij werk zowel op beeldend als inhoudelijk vlak in een ruimer kader en geeft boeiende referenties mee. Ik beschouw hem als mijn ‘vader’ binnen de kunstwereld.’
Sylvie is verbonden aan de Duitse galerie Martin Kudlek. ‘Ik moet wel toegeven dat mijn galerist meer dan eens zelf naar mijn werk moet polsen’, vertelt ze. ‘Ik heb altijd angst om beïnvloed te worden als kunstliefhebbers zich uitspreken voor een stijl. Het is natuurlijk onmogelijk om jezelf hermetisch af te sluiten van de wereld. Je staat in contact met een grotere context om je heen die je gewild of ongewild, bewust of onbewust, beïnvloedt.’ Ook hier valt opnieuw op dat Sylvie het woord ‘afsluiten’ in de mond neemt. Zijn er teveel beelden en ook prikkels in de wereld? ‘Ik moet nog meer leren filteren, nog selectiever kijken en vervolgens keuzes maken’, zegt ze. ‘Het probleem is niet de overvloed aan beelden, maar het gebrek aan een referentiekader dat toelaat om een selectie te maken.’ Een van de bewuste keuzes die ze wel doorvoerde in haar werk is het beperkte gebruik van kleur. Haar werken zijn monochrome zenmomenten op doek of papier. Ze voelt zich goed bij deze soberheid die aanwezig wil zijn zonder op te vallen. Bij het afscheid vraag ik haar nog met welk woord ze haar werk zou omschrijven. Zonder aarzelen zegt Sylvie ‘contemplatie’ en voegt er al lachend aan toe dat ze een schone som zou betalen om Anish Kapoors slogan ‘As an artist I have nothing to say’ te mogen gebruiken. De woonruimte annex atelier roept haar terug. Onze wegen splitsen en ik besluit dat deze kunstenares zeker veel te zeggen en te tonen heeft.
Dit artikel verscheen eerder in Kunstletters #012 / januari – maart 2021