Lege flessen champagne, serpentines over de oude kroonluchters, lingerie nonchalant gedrapeerd over een deurknop, een figurant die ostentatief dollarbiljetten verfrommelt om ze vervolgens op de grond te gooien. Dit is niet de synopsis van een ‘Eyes wide shut’-sequel, maar een sfeerbeeld van de nieuwe tentoonstelling die neergestreken is in het Kasteel van Gaasbeek. Welkom in de wereld van de ‘Goddelijke Decadentie‘. (‘Divine Decadence’).
‘Le présent me dégoûte et le futur me fait peur’. Wie niet beter weet, zou denken dat deze woorden enkele weken geleden uitgesproken werden bij de bomaanslagen in Parijs of Brussel. Niets is minder waar. Dit citaat is afkomstig uit een van de brieven van de excentrieke markiezin Arconati Visconti (1840-1923) en kan gelden als adagium voor de culturele stroming van het decadentisme. Europa was oud en vermoeid geworden. Materialisme bood geen antwoord op het heersende ‘no future’-gevoel. Geloof in de vooruitgang en positivisme maakten aan het einde van de 19e eeuw plaats voor ‘luxe, calme et volupté’: decadentisme leek het enige antwoord om het hoofd te bieden aan deze tijden.
Kroniek van een aangekondigd tijdsbeeld
Een van de boegbeelden van deze beweging was Joris-Karl Huysmans (1848-1907). In zijn werk ‘A Rebours’ (in vertaling ‘Tegen de keer’) dat in 1884 verscheen, beschrijft Huysmans het leven van Jean des Esseintes , een neurotische telg uit een fictief, gedegenereerd adelijk geslacht. Hij ontvlucht Parijs om zich terug te trekken in zijn kluizenaarswoning op het platteland waar hij een kunstmatig paradijs schept. Deze kunstmatige wereld van luxe mondt door haar overdreven zucht naar verfijning uit in een overdaad die onnatuurlijk wordt. Niets mag nog aan de buitenwereld herinneren, maar uiteindelijk haalt de realiteit hem in en Des Esseintes keert illusieloos terug naar de maatschappij die hij oorspronkelijk de rug toekeerde.
Dit eindtijdgevoel wil gastcurator Stef Lernous (1973) in de tentoonstelling ‘Divine Decadence’ oproepen. Als artistiek leider van het theatergezelschap Abattoir Fermé weet hij als geen ander hoe hij de vertaling moet maken van het ene medium naar het andere: een kunststroming wordt een belevingsparcours langs donkere kasteelkamers. Net zoals bij Des Esseintes die aquaria met gekleurde inkt voor de ramen liet plaatsen om het daglicht tegen te houden, zorgt Lernous ervoor dat bezoekers eenzelfde ervaring ondergaan. Hij gebruikt echter oude kranten om de ramen te verdonkeren, waardoor je de indruk krijgt dat het kasteel al een tijdje vervallen is. Duisternis is niet de enige sensorische uitdaging waarmee Lernous en zijn gezelschap spelen. De tentoonstelling opent met een geluidsfragment uit de film ‘Cabaret’ waaraan deze tentoonstelling haar naam ontleent. (…)
Deze recensie verscheen integraal in nummer 2 van Het Beeldende Kunstjournaal.
.