Er zijn kunstenaars die er niet voor terugdeinzen om voortdurend nieuwe artistieke technieken te verkennen, zichzelf (en het publiek) te verrassen met bijzondere materiaalkeuzes en zo tot een oeuvre te komen dat voortdurend ‘in de maak’ is. Sara Plantefève-Castryck is zo een kunstenaar: in haar recente installaties werkt ze rond licht, het fysieke lichaam en de ruimte. Met een nieuwe focus op kleur.

Het atelier van Sara Plantefève-Castryck lijkt wel een 3D-portfolio. Textielkunst, fotografie, abstracte en geometrische kunst en foto’s van lichtperformances wisselen elkaar af. Sara’s artistieke parcours begon met een opleiding grafisch ontwerp aan Sint-Lucas in Gent. Na het derde jaar besloot ze over te stappen naar textielkunst omdat deze discipline in haar ogen meer conceptuele vrijheid bood. ‘Na het behalen van mijn master had ik het gevoel dat ik nog maar net begonnen was. Ik zat met een overvloed aan creatieve ideeën en gedachten die nog een plek moesten vinden. Ik trok naar Noorwegen waar ik mijn Master in Beeldende Kunsten opnieuw aanvatte. Het verschil in opleiding is er heel opvallend, met een minder traditionele manier van les volgen. In Bergen word je tijdens je opleiding onmiddellijk als een kunstenaar beschouwd. Je stelt zelf je curriculum samen en bouwt je eigen kunstpraktijk uit. Je kiest zelf de invulling van praktijk en theorie. Tegelijkertijd is Noorwegen een land dat zijn jonge kunstenaars sterk ondersteunt. Niet alleen is er een grote subsidiepot voor jong talent, maar door open calls krijgen jonge kunstenaars ook vaker de mogelijkheid om met hun werk naar buiten te komen. Particulieren en galeries stellen ruimtes ter beschikking waar je je kunst kan tentoonstellen. Vervolgens kan je dan je artistieke idee pitchen. Voor mij is dat zeker een meerwaarde omdat ik met mijn werk kan vertrekken vanuit de ruimte zelf en meer site-specific werk kan creëren.’

Een visueel alfabet
‘Ik voel me aangetrokken tot het grafische aspect van textielkunst. Niet alleen de creatieve manier van denken en ontwerpen, maar ook de materialiteit van textiel zelf zijn belangrijk. Mensen mogen mijn werken aanraken, ik hou van het tactiele. Textielkunst hoort niet achter glas, ook al besef ik goed genoeg dat menselijk contact niet optimaal is voor dergelijke kunstwerken. Interactie is belangrijk voor mij. Bovendien beperk ik me niet graag tot een kunstvorm en ben ik altijd op zoek naar manieren om mijn werk te versterken door artistieke ingrepen. In het begin werkte ik enorm geometrisch, maar na een tijdje groeide het besef dat ik mezelf daardoor beperkte. Kleur kreeg een steeds grotere rol binnen mijn vormentaal. Met al die verschillende elementen wil ik mijn eigen visueel alfabet creëren.’ Sara vertelt dat ze al op jonge leeftijd aangetrokken was door vorm en ruimte. Op tienjarige leeftijd wilde ze architecte worden. Deze passie voor vorm en ruimte vult ze nu in binnen haar artistiek oeuvre.

Feel the color
Beleven en bewegen: dat zijn volgens Sara de twee werkwoorden die haar oeuvre perfect omschrijven. Tijdens het herbeluisteren van het interview besef ik dat ‘licht’ en ‘lucht’ ook een invulling kunnen zijn. ‘Mijn fascinatie om verschillende elementen tegelijk in mijn werk aan te brengen mondt vaak uit in kleine performances waarbij toeschouwers al dan niet een rol spelen. In Bergen resulteerde dit in het werk ‘Cyclorama’, een vitrine met een lichtinstallatie met kleurenfilters. Mensen konden de ruimte niet betreden en waren vanop afstand getuige van het artistieke project. Recent maakte ik een vlag met een uitsparing. Op deze manier kleurde de lucht het ontbrekende vlak.’
Sara vertelt de anekdote van een docent die de vraag stelde waarom ze alles zelf deed en onderdelen van haar werk niet uitbesteedde. Conceptualisme tegenover creatie. ‘Ik wil graag de techniek zelf in zekere mate beheersen. Dat geeft me niet alleen extra kracht maar biedt ook de mogelijkheid om verschillende technieken samen te brengen. Ik vind het goed controle uit te oefenen op het eindresultaat maar tegelijkertijd externe factoren zoals licht en lucht in mijn oeuvre te betrekken.’ Dat controle behouden niet altijd even gemakkelijk is, illustreert ze aan de hand van een interactieve installatie die ze in Noorwegen toonde. Bedoeling was dat bezoekers een snipper papier konden afpellen van een frame dat ze had overkleefd met handgeprinte posters. Een jonge bezoeker vond het echter zo leuk dat ze in een oogwenk het hele werk ontmantelde waardoor de oorspronkelijke onderlaag zichtbaar werd. Nu kan ze ermee lachen, maar op dat moment was er toch een stressmoment waarbij de vraag zich stelde tot waar artistieke interactie kan gaan.

Try again. Fail again. Fail better.
De vraag door welke locaties en kunstenaars Sara zich laat inspireren levert een resem namen en plekken op. ‘Dicht bij huis kan ik enorm genieten van Kunsthal Gent in het gerestaureerde Caermersklooster. De synergie van kunst en de ongewone omgeving van een kerk zijn een voltreffer. Ook het kunstencollectief 019 aan de Gentse kanaalzone is sterk door hun artistieke keuzes en het platform dat ze jonge kunstenaars, architecten en designers bieden. De kunst van Olafur Eliasson weet me keer op keer te verrassen. De manier waarop hij er telkens opnieuw in slaagt om het alledaagse tot een monument te verheffen of ons de realiteit op een andere manier laat herbekijken, toont zijn creatieve scheppingskracht. De zonsopgang (‘The Weather Project’) in de Turbine Hall van Tate Modern of de caleidoscopische kleurenprojectie van ‘Your uncertain shadow’ spelen met die scheppende kleuren die ik ook in mijn werk wil integreren.’ Heeft ze zelf tips voor andere kunstenaars? ‘Je moet geen angst hebben om af en toe nieuwe artistieke technieken aan te spreken binnen je praktijk. Laat je niet tegenhouden door overweldigende materiaalkeuzes of de ruimte. De angst om een fout te maken is zelf de grootste fout. Of om het met de woorden van Samuel Beckett te zeggen: ‘Try again. Fail again. Fail better.’
Dit artikel verscheen tevens in Kunstletters #13, April-June 2021