Frederik Lizen, de stad is mijn canvas

Waar spreek je af met een kunstenaar die Antwerpen als zijn studio gebruikt? Gelukkig heeft Frederik Lizen ook een atelier waar hij uitgebreid praat over leven en werk, zijn band met de stad, maar ook over de rust die hij vond in een kunstenaarsresidentie in Zuid-Spanje.

Frederik had me op voorhand gewaarschuwd een dikke trui aan te trekken voor het interview omdat het koud kan zijn in zijn studio. De waarschuwing was terecht. Gelukkig werden we omringd door de warme kleuren van zijn werken en de warme passionele woorden waarmee hij over zijn werk praat. We beginnen wellicht niet met de meest originele vraag, maar je bent bekend onder het pseudoniem En plein public.

Hoe kom je aan deze toch ietwat bizarre naam?

Vroeger was ik in de eerste plaats zelf bezig met de organisatie van tentoonstellingen om mijn werken te kunnen tonen. Ik had geen eigen galerie en uit noodzaak begon ik mijn werken in de publieke ruimte te tonen. Als er bijvoorbeeld nocturnes waren bij de galeries in Antwerpen-Zuid, dan zorgde ik ervoor dat ik mijn werk langs het wandelparcours plaatste. Dat waren geen grootse werken. Een schilderij op een elektriciteitscabine of tegen een lege sokkel bij het KMSKA. Een logische keuze dus voor ‘En plein public’.

Maar ondertussen heb je wel onderdak gevonden bij galerie Geukens & De Vil.

Inderdaad, maar ik voel me het meest comfortabel wanneer ik werk in openlucht kan maken. Dan kan mijn werk dadelijk in dialoog treden met de omgeving, en kan je als voorbijganger de verandering opmerken die regendruppels of een ondergaande zon op het werk hebben. Daarom vind ik het interessant om het uit de context van het straatbeeld te halen en naar de galerie te transporteren, waardoor de veranderingen zichtbaar zijn.

Omdat je dan niet beperkt bent door de omgeving waarin het werk terechtkomt? Ga je bewust op zoek naar locaties voor je werk of laat je je inspireren door het ogenblik?

Beide in feite. Soms kan het louter de plek zijn die inspiratie biedt of de combinatie van de plek en de materialen die ik ter plekke aantref. Ik ga intuïtief te werk, vaak zonder voorstudie, en er ontstaat pas in de loop van het creatieproces een link met de omgeving.

Iets wat je tijdens je studies oppikte?

Ik heb vier jaar Illustratie gevolgd aan Sint-Lucas en dan nog een jaar Schilderkunst. Daarvoor was ik ook al bezig met graffiti. Mijn werk is een soort resultante van deze drie.

Met je werk wil je dus het Antwerpse straatbeeld verfraaien?

Bwaah, dat zou ik niet zo sterk stellen. (lacht). Als ik ergens een slogan aanbreng, is dit meer om de boodschap en minder vanuit esthetisch standpunt. Ik doe dit wel heel bewust. Ik wil zeker geen schade toebrengen, maar juist die plek zoeken waar mijn werk kan blijven of verdwijnen. Want mijn werken lopen inderdaad het risico opnieuw te verdwijnen in de omgeving. Maar dat is het juist. Op een gegeven moment laat ik mijn werk los in de omgeving. Het besef dat mijn werk morgen al verdwenen kan zijn, maakt het alleen maar interessanter voor mij. In de beschermende omgeving van een atelier zou ik meer stress hebben. Het gaat immers om die gedachte die ik wil uitdrukken met mijn werk.

De idee is belangrijk. Je nodigt mensen uit om je werk te ‘lezen’. Als iemand je werk louter ‘mooi’ zou vinden, voel je je dan beledigd?

Dat is voor mij net hetzelfde alsof mensen zouden zeggen dat ze het werk niet mooi vinden. Voor mij is het belangrijker dat het aanspreekt. Kijk naar Street art. Daar primeert de esthetiek wel om bijvoorbeeld een perfect doodshoofd te schilderen. Ik wil echter met mijn werk mensen laten stilstaan, een figuurlijke slag in het gelaat geven. Ik omschrijf mijn werk niet als Street art omdat het de lading niet dekt. Voor mij past het best onder de noemer Publieke schilderijen. Street art legt voor mij te vaak de nadruk op de ideale voorstelling zonder stil te staan bij een boodschap. Die boodschap is in mijn werk heel belangrijk. Ik wil niet alleen dat mijn werk in dialoog treedt met de omgeving, maar ook met de (toevallige) passanten.

Die je ook uitnodigt tot dialoog met je werk.

Die dialoog komt vaak heel organisch tot stand. Mensen spreken me wel eens aan om te zeggen dat ze een bepaalde kritische reflectie in mijn werk aangetroffen hebben. Dan vind ik het vooral interessant om te zien dat ze soms een heel andere connotatie bij mijn werk hebben. En soms gaan ze vrij letterlijk in dialoog met mijn werk en voegen ze ‘tags’ of andere ‘kunstingrepen’ toe. Ik ga dan de uitdaging aan om hun toevoeging opnieuw in mijn werk te integreren.

Ik kan me voorstellen dat je werkdag er anders uitziet dan bij andere kunstenaars. Dat je niet altijd in je atelier terug te vinden bent.

Ik merk dat ik onderweg steeds mijn omgeving ‘scan’ op zoek naar de ideale locaties voor mijn werk. Ik neem dan foto’s en kijk vervolgens hoe de omgeving interactief ageert met de ideeën die zich in mijn hoofd vormen. Daarna volgt een tweede uitdaging: ik moet immers de eigenaars van de locatie overtuigen om mijn werk daar te laten ontstaan. De meeste mensen reageren positief omdat ik ze ook al voorbeelden van mijn vroeger oeuvre kan tonen, maar sommigen staan wat huiverachtig tegenover. Ze hebben schrik dat mijn werk te expliciet zou zijn of dat het vandalisme zou uitlokken.

Je hebt ondertussen ook een galerie weten te overtuigen.

Mijn werk is een tijdje uitgestald in de vitrine van een ruimte die Philippe de Aguirre heeft in de Bleekhofstraat. Daar stond mijn werk, dat op het punt stond om vermalen te worden tot nieuwe panelen, te blinken tegen de witte wanden. Philippe vertoefde in die tijd bij Geukens & De Vil. Zij vonden mijn werk interessant en de rest is geschiedenis.

Buitenkunst die plots in een galerie opgesloten wordt (lacht).

Lezers krijgen misschien de indruk dat mijn werk vooral gedijt tussen de betonnen muren van een stad. Ik dacht dat aanvankelijk ook. In 2020 was ik door vrienden uitgenodigd op een kunstenaarsresidentie in het zuiden van Spanje. Daar in Andaloesië, op een hoge heuvel, alleen maar omringd door natuur, vroeg ik me aanvankelijk af wat ik er zou doen. Maar al snel was ik opnieuw aan de slag met het vastleggen van de veranderlijkheid der dingen, ditmaal niet in een stad, maar in de natuur. Buitenkunst treedt sneller in dialoog met de omgeving.

Zijn er naast locaties ook kunstenaars die je inspireren?

Ik werk al meer dan tien jaar bij veilinghuis Bernaerts. Daar kom ik beroepsmatig voortdurend in contact met oude en nieuwe kunst, boeken, design. Heel veel zaken die mijn aandacht wegdragen. Maar als je me naar namen vraagt, dan denk ik in de eerste plaats aan de Amerikaanse abstracte expressionisten zoals Robert Motherwell of de jongere garde met Sterling Ruby en Joe Bradley. Maar ook autodidacten zoals Bill Traylor en William Hawkins treffen me door de innerlijke kracht van hun werk.

Een laatste vraag: waar zie je jezelf in de nabije toekomst?

Dat is een interessante vraag waar ik vaak bij stilsta. Ik besef dat de confrontatie van toeschouwers met mijn buitenwerk slechts een momentopname is, een stadium waarin het werk vaak nog niet voltooid is. Mensen zien dus in feite maar een klein deel van het volledige proces. De zoektocht naar de ideale locatie, de sociale interactie met de omgeving, het werk opnieuw in het atelier krijgen, … dat zijn allemaal verschillende stappen die ik wil documenteren. In een boek? In een film? Hoe vang ik die veranderlijkheid en tover ik ze om tot een statisch en dus onveranderlijk geheel? Is het goed dat ik je vraag met een vraag beantwoord? (lacht)

Frederik Lizen wordt vertegenwoordigd door Galerie Geukens & De Vil

1 Comments

Plaats een reactie