Kunstenaar John Van Oers woont in het multiculturele hart van Oud-Borgerhout. In zijn atelier maakte hij tijd voor een openhartige babbel over kunst maken, twijfelen en schoonheid met weerhaken.

Johns atelier staat er heel keurig bij. Het is volledig opgeruimd. ‘Er leek hier wel een bom ontploft te zijn tijdens de voorbereiding voor mijn deelname aan een groepstentoonstelling bij Valerie Traan. Zalig om na de opening van een expo mijn atelier te herorganiseren om het daarna weer te zien veranderen in complete chaos.’
‘Als kind herinner ik me twee zaken heel levendig. Ik speelde in de bossen en ik tekende. Ik wilde ‘tekenaar’ worden. Wist ik veel dat het woord ‘kunstenaar’ bestond. Ik volgde kunsthumaniora in Hasselt, waar ik al snel de beeldhouwkunst ontdekte. Heel even dacht ik me op grafiek toe te leggen, omdat deze kunstvorm dicht bij mijn tekeningen aanleunde. Maar het pure van het boetseren en de menselijke gestalte spraken me op dat moment meer aan. De fascinatie voor het figuratieve verdween en maakte plaats voor alles wat rondom die menselijke gestalte gebeurt.’
‘KUNST MAKEN IS EEN EVENWICHTSOEFENING TUSSEN ACHTERHOUDEN EN PRIJSGEVEN.’
De overstap van figuratie naar abstractie lijkt me niet evident.
John: ‘Het vertrekpunt van mijn werk is altijd concreet en non-abstract. Dat kan een anekdote uit mijn jeugd zijn, iets wat ik meemaak op reis, een observatie uit mijn directe omgeving… Wel ben ik voortdurend met de vraag bezig of een werk in wording niet té duidelijk is. Ik heb een hekel aan eenduidigheid en navelstaarderij. Vandaar dat ik de neiging heb om figuratieve elementen te stileren, te abstraheren of te elimineren. Tijdens dat proces krijgt een werk een universeler karakter. De persoonlijke beleving als vertrekpunt verdwijnt naar de achtergrond. De leesbaarheid van het werk ruimt plaats voor het mysterieuze. Kunst maken is een constante evenwichtsoefening tussen achterhouden en prijsgeven, tussen verhullen en onthullen.’

Gaan constructie en deconstructie altijd hand in hand in je werk?
John: ‘Daarvoor moeten we even terug in de tijd. Mijn goede vriend Peter Boelens is al jaren artistiek leider van het theatergezelschap Bad van Marie. Zoals bij vele theatergezelschappen zijn de financiële middelen beperkt. Ik stak meer dan eens de handen uit de mouwen als fotograaf, grafisch ontwerper, maar ook als scenograaf. Zo heb ik in 2005 een maquette van een Bulgaars dorp gemaakt voor de voorstelling ‘Vasio Levsky’. Door die opdracht ben ik samen met interieurarchitecte Fien Van Elzen maquettes gaan maken in opdracht van allerhande musea of kunst- en architectuurinstellingen. Zo komen we tot een sleutelmoment in mijn leven. Mijn zus en een goede vriend van mij zaten op dat moment in een stevige echtscheiding verwikkeld. Ik stelde vast dat alles wat ze ooit opgebouwd hadden opnieuw uit elkaar getrokken werd: het geheel werd herleid tot versnipperde delen. Die ontmanteling voelde aan als een enorme tristesse. Bij het maken van een maquette stel je eerst een bouwpakket samen. Als het bouwpakket geassembleerd is, is de maquette af. Maar wat als je de volgorde omdraait? Met de goedkeuring van mijn goede vriend besliste ik om een kunstwerk te maken met zijn huis als uitgangspunt. Dat resulteerde in ‘A Separation’, een installatie bestaande uit een architecturale fragmentering en ontmanteling van het huis inclusief tuin, vijver en kelder. De Russische schrijver Nabokov zei: ‘Beauty plus pity-that is the closest we can get to a definition of art.’ Dat klopt. Schoonheid met weerhaken is veel krachtiger. Misschien kies ik daarom graag de minder mooie kant van het bestaan als onderwerp en overgiet ik die lelijkheid met schoonheid als misleiding.’
Is kunst ooit af voor jou?
John: ‘Ik twijfel veel. De kunst is om van die twijfel je vriend te maken. Ik doe dat door zo weinig mogelijk vast te lijmen, zodat ik stukken een tweede leven kan geven of in een andere context kan tonen. Ik heb ook een prima zaagmachine. Veel kunstwerken, wel of niet ‘af’, hebben daar al kennis mee gemaakt. Ik ga op zoek naar ontroering. Als die aanwezig is, dan kan een werk ‘af’ zijn. Maar ‘af’ blijft een raar begrip voor mij.’
Waarom is tekenwerk belangrijk voor je kunst?
John: ‘Tekenen betekent voor mij totale vrijheid. Een potlood en een stuk papier: meer is er niet nodig om een idee, hoe simpel of ingewikkeld ook, weer te geven. Haast elk ruimtelijk werk ontstaat uit vooraf neergekrabbelde notities. Een combinatie van enkele lijnen kan eender welke situatie, gebeurtenis, object of wereld weergeven. In september komt er trouwens een boek uit over mijn tekenwerk. De presentatie vindt plaats tijdens een duotentoonstelling met fotograaf Bert Danckaert in Rossicontemporary te Brussel. Spannend!’
Je geeft ook les in de Academie van Arendonk. Zijn al die activiteiten te combineren?
John: ‘Tot nu toe wel. Ik heb een goed lesrooster en ik doe het nog even graag als tijdens dag één. Bezig zijn met het doorgeven van de goesting en passie voor kunst voelt trouwens niet echt aan als een job. Om het te blijven combineren heb ik ondertussen wel belangrijke keuzes moeten maken.’
Wat bedoel je daarmee?
John: ‘Op mijn 45ste had ik een lang gesprek met mezelf. Ik naderde de 48, de leeftijd waarop mijn moeder stierf. Ik besefte hoe futiel alles is en had het gevoel dat we allemaal maar liggen te hollen en pas tot stilstand komen als het te laat is. Op dat moment besliste ik om tabula rasa te maken en me te concentreren op mijn persoonlijke werk. Ik had wel tentoonstellingen, maar was te veel bezig met allerlei opdrachten. Allemaal leuk om te doen maar de artistieke focus leed eronder. Na die beslissing ben ik gestart met het maken van een schaalmodel van het ouderlijke huis. Ik dompelde me onder in mijn eigen autobiografie en ben er tot op vandaag nog mee bezig. Het mooiste en ontroerendste resultaat dat daar tot nu toe uit voortvloeide, is ‘The Bed’, een abstractie van het bed van mijn ouders. Er ontbreekt echter één matras, een intieme metafoor voor het oneerlijke wegnemen van mijn kostbare moeder. Uiteindelijk hangt ‘The Bed’ autonoom tegen de muur om de abstractie, de leegte én intimiteit te accentueren.’
Je werkt samen met Rossicontemporary. Hoe zijn jullie in contact gekomen?
John: ‘Ik ben nooit met mijn portfolio ergens binnengestapt. Mijn Vlaamse terughoudendheid in combinatie met alle andere activiteiten, zorgden ervoor dat ik me nog niet klaar voelde. Ik vond dat ik niet over voldoende maturiteit beschikte. Dat gesprek met mezelf was het sleutelmoment. Kunstenares Marie Rosen had mijn werk gezien op de sociale media. Zij is een van de artiesten bij Rossicontemporary en heeft ons in contact gebracht.’
Zijn sociale media onontbeerlijk voor de hedendaagse kunstenaar?
John: ‘Ja, maar met mate. Mijn tip: zorg dat er een duidelijk onderscheid is tussen mens en kunstenaar. Je moet oppassen met wat je online post. Het internet heeft een geheugen dat nooit vergeet en je daar altijd mee kan confronteren. Mensen over de hele wereld zien je werk.
Zorg dan ook dat ze een correct en eerlijk beeld van je krijgen. Het biedt ook mogelijkheden voor mensen die niet 100% zeker zijn over hun werk. Ik wilde nooit zelf een galerie binnenstappen. Maar dankzij de sociale media heeft een galerie mij wel gevonden.’
Je kunst is niet alleen te vinden in het galeriecircuit, maar ook op openbare plaatsen.
John: ‘Ik mag voor een Europese stichting een herdenkingsmonument maken voor verkeersslachtoffers in België en Europa. Het werk komt te staan in de buurt van de Kunstberg in Brussel. Een grote eer maar tegelijk ook moeilijk en angstaanjagend. Kunstwerken in de publieke ruimte dragen een grote verantwoordelijkheid. Je dringt je werk op en gaat een confrontatie aan met een publiek dat daar niet altijd voor kiest. Je krijgt ook te maken met ontwerpbesprekingen, veiligheidsvoorschriften, weersomstandigheden, vergaderingen, deadlines en technische valkuilen. Als je werkt in een beschermde omgeving zoals een galerie, kunstencentrum of alternatieve exporuimte, heb je van dat alles amper last en het publiek kiest ervoor om te komen kijken.’
‘Neem je werk bloedserieus, maar jezelf niet.’
Hecht je veel belang aan feedback?
John: ‘Mijn echtgenote Thaïs en mijn ‘partner in crime’ Frederic Geurts zijn belangrijke waardemeters. Het is een cliché, maar het kunstenaarschap vraagt veel opofferingen en is best een egoïstische bezigheid. Het is dan ook niet vanzelfsprekend om iemand te vinden die helemaal mee in dat verhaal wil stappen. Ik heb geluk gehad: 24 jaar geleden heb ik mijn muze ontmoet. Samen met Frederic is Thaïs mijn meest kritische fan. Dat is niet altijd even makkelijk, want het kan er bij momenten streng aan toe gaan. Je stelt je kwetsbaar op, maar als er voldoende vertrouwen en respect is, mag dat geen probleem vormen. Het kan nooit kwaad om jezelf en je werk af en toe in vraag te stellen.’
Welke tips geef je beginnende kunstenaars?
John: ‘Probeer niet alles in je eentje te doen, zoek een ‘soulmate’ en wees eerlijk en streng voor elkaar. Denk niet te veel aan je imago of modegrillen, blijf twijfelen en durf mislukken. Denk twee keer na voor je iets op het internet zwiert en ‘last but not least’: neem je werk bloedserieus, maar jezelf niet.’
Dit artikel verscheen eerder in Kunstletters #009 APR-JUN 2020
